zondag 9 december 2012

Armoede en sociale uitsluiting in België 2012.



1.Armoede in cijfers.

Op 06 december stelde OASeS ( Universiteit Antwerpen) het jaarboek armoede en sociale uitsluiting 2012 voor. Dit nieuwe boek kwam met nieuwe schokkende cijfers over de groeiende armoede en sociale ongelijkheid. Armoede en sociale uitsluiting is en blijft een groot probleem in België. Alle armoede-indicatoren staan op rood. De armoede en sociale ongelijkheid neemt verder toe. Het Vlaams Netwerk Tegen Armoede , het Belgisch Netwerk Armoedebestrijding en de Waalse en Brusselse netwerken van verenigingen waar armen het woord nemen trekken aan de alarmbel.

De laatste cijfers van EU-SILC ( European Union –Statistics on Income and Living Conditions) vertellen ons dat in 2011  ongeveer 15,3 % van de bevolking in België moest leven met een inkomen onder de Europese armoedegrens. (1)
Dit betekent dat 1 op 7 of ongeveer 1.656.800 personen in België in armoede leven of een zeer groot risico hebben om in armoede terecht te komen.


Een groeiend aantal mensen zijn( tijdelijk) aangewezen op een leefloon of equivalent leefloon ( leefgeld). Het aantal mensen in België dat in het traject maatschappelijke integratie zitten steeg in 2010 tot 104.909 mensen, waarvan 95.093 mensen een leefloon ontvingen.
In Vlaanderen kregen 25.803 Vlamingen een leefloon, 9.910 mensen kregen een equivalent leefloon.
Sinds 1 december 2012 bedraagt het leefloon voor een alleenstaande 801,34 netto per maand, 534,22 € netto per maand voor een samenwonende en 1.068,45 € netto per maand voor een persoon die samenwoont met een gezin te zijnen laste.

Het leefloon zit serieus onder de Europese armoedegrens.


Het aantal kinderen dat geboren wordt en opgroeien in een gezin in armoede in Vlaanderen is de laatste 10 jaar verdubbeld tot meer dan 10,3 %. Voor heel België groeien ongeveer 16,4 % van de kinderen onder 15 jaar op in een gezin in armoede. Voor jongeren tussen de 15 en 24 jaar is dit 16,2 % . Ook armoede onder ouderen blijft een groot probleem. Ongeveer 21,6% van de ouderen boven de 65 jaar hebben een pensioen of IGO ( inkomensgarantie voor ouderen) dat onder de Europese armoedegrens ligt.


Eenoudergezinnen hebben een hoog armoederisico: 38,5% van hen is arm in België. In Vlaanderen gaat het om 22,2%, in Wallonië zelfs om 54,3%.
Er is ook een sterke verkleuring van armoede en sociale uitsluiting. Ongeveer  38% van de mensen van Turkse afkomst en 54% van de mensen van Marokkaanse afkomst leven in armoede in België.

17% Vlamingen leefde in 2010 in een woning met lekkend dak, schimmels, vochtige muren, plafonds of vloeren of rottend houtwerk. 



Energiearmoede neemt verder toe . In 2011 kregen 87.869 gezinnen hun elektriciteit en/of aardgas van de netbeheerder beleverd. 4.497 gezinnen werden afgesloten van drinkwater. Een groeiend aantal mensen worden in Vlaanderen geconfronteerd met de plaatsing van een budgetmeter. (http://joecology.blogspot.be/2012/12/energiearmoede-in-vlaanderen-een.html )

De voedselhulp in België bereikte in 2011 meer dan 225.000 personen en er stonden 91.926 kandidaat-huurders op een wachtlijst voor een sociale woning.

Het aantal mensen dat een beroep moet doen op schuldhulpverlening groeit jaarlijks. In 2010 registreerden de Vlaamse CAW’s, OCMW’s, enz…in totaal 65.606 dossiers schuldbemiddeling (al dan niet in combinatie met budgetbegeleiding of –beheer) en collectieve schuldenregeling.

(1) In België ligt de armoedegrens in 2012 op 1000 euro netto per maand voor een alleenstaande en 2101 euro voor een gezin bestaande uit 2 volwassen en 2 kinderen.

 
2.Armoede beter begrijpen: de buitenkant van armoede.

“Armoede is een netwerk van sociale uitsluitingen dat zich uitstrekt over meerdere gebieden van het individuele en collectieve bestaan. Het scheidt de armen van de algemeen aanvaarde leefpatronen van de samenleving. Deze kloof kunnen ze niet op eigen kracht overbruggen.” ( Vranken, Geldof 1998 :33 )

De woorden van Jan Vranken (2) en Dirk Geldof (3) tonen ons dat kansarmoede een complex probleem is. 


(Kans)armoede is een complex probleem dat wordt gekenmerkt door onvoldoende inkomen om in uw basisbehoeften te voorzien, zoals degelijke huisvesting, toegang tot elektriciteit, verwarmingen en water, gezonde voeding, enz… .

Maar armoede mag zeker niet louter gezien worden als een gebrek aan geld .

Mensen in armoede ervaren sociale uitsluitingen en achterstellingsituaties op verschillende levensdomeinen tegelijkertijd: huisvesting en nutsvoorzieningen, inkomen en tewerkstelling, maatschappelijke dienstverlening, onderwijs, gezondheidszorg, rechtspraak, vrije tijdsparticipatie, enz….
Problemen op één levensdomein beïnvloeden en versterken de moeilijkheden in andere levensdomeinen en veroorzaken op zich nieuwe  sociale uitsluitingen.


Als we armoede en sociale uitsluiting beter willen begrijpen moeten we in dialoog treden met mensen die in armoede leven. Zij weten beter dan wie ook wat het inhoud om in armoede te leven. Door te luisteren naar hun verhalen, door respect te hebben voor hun leefwereld krijgen we een zicht op wat een leven in kansarmoede is.

“Ik ben toen met mijn 4 inwonende kinderen een huisje gaan huren . Aangezien ik niet veel geld had konden we niet kieskeurig zijn. De huurprijzen zijn zeer hoog en de waarborg is onbetaalbaar. We kwamen terecht in een echte krotwoning. De woning was in zeer slechte staat. Het was er enorm vochtig . Er waren overal vochtplekken en schimmel op de muur. Als het hard regende liep het water door het plafond naar binnen. Het was er enorm ongezond om te wonen met kinderen.”
( Erna, Leuven)


(2) Jan Vranken is socioloog, autoriteit op het gebied van kansarmoede en co-auteur van de Jaarboeken armoede en sociale uitsluiting.
(3) Dirk Geldof was co-auteur van de jaarboeken armoede en sociale uitsluiting 1992-2001 en is momenteel OCMW-raadslid voor Groen in Antwerpen.



3.Armoede beter begrijpen: de binnenkant van armoede.

Er is ook een binnenkant van armoede . Dit vertelt ons iets over hoe mensen in armoede zich voelen en hun situatie ervaren.


Langdurig leven in armoede en sociale uitsluiting, creëert kwetsuren, die slechts heel langzaam genezen. Het zorgt ervoor dat mensen het gevoel hebben dat ze de greep op hun eigen leven verliezen. Ze hebben het gevoel dat ze mislukt zijn in het leven.
Mensen in armoede worden tweederangsburgers en voelen zich ook zo. Ze worden er dagelijks op gewezen niet mee te tellen, dingen niet te kunnen en te kennen, waardeloos te zijn. Dit vertaalt zich in gevoelens van schuld en schaamte, de armoedespiraal wordt een individueel verhaal en uiteindelijk leidt dit tot een opgeven, een 'het kan me niks meer schelen'.

Mensen in generatiearmoede lopen vaak al in hun vroegste kinderjaren kwetsuren op .Generatiearme ouders hebben dezelfde wensen en dromen voor hun kinderen . Een leven in armoede zorgt echter voor heel wat stress, maakt mensen kwetsbaarder voor psychische aandoeningen en legt een enorme druk op de gezinsrelaties. Hierdoor kunnen generatiearme kinderen opgroeien in een gezin waar er een gebrek kan zijn aan veiligheid, liefde en affectie. Voldoende liefde, affectie, geborgenheid en veiligheid is belangrijk voor de psychologische, cognitieve, motorische en sociale ontwikkeling van een kind en voor de ontwikkeling van een basisvertrouwen in zichzelf, andere mensen en de wereld.


De binnenkant van armoede kan er voor zorgen dat generatiearme ouders er moeilijk toe komt hiervoor te zorgen, waardoor generatiearmen al in hun vroegste levensjaren kwetsuren kunnen oplopen.
Mensen in generatiearmoede hebben hierdoor een sterk wantrouwen tegenover maatschappelijke instellingen en de mensen die hiervoor werken. Hierdoor vinden mensen in armoede het vaak enorm moeilijk om de stap te zetten naar een maatschappelijke instelling zoals het OCMW.
Mensen in armoede ervaren dat maatschappelijke werk(sters)(ers) soms onvoldoende kennis hebben over de binnenkant van armoede.


"…I didn’t explain to my children that I was on the streets, I didn’t explain that I can’t find work … They don’t understand my battle, why I feel ridiculous and ashamed for the first time in 44 years of my life. I feel ridiculous, humble, I feel nobody …"
( Source testimony :http://www.atd-uk.org/)


“Doorheen deze jaren heb ik verschillende keren moeten aankloppen bij het OCMW. Ik heb gemengde ervaringen met het OCMW . Sommige ervaringen met het OCMW waren niet leuk, zelfs erg slecht en kwetsend: zoals een gebrek aan informatie, het gevoel niet gehoord te worden, het gevoel dat er te weinig tijd is om op verhaal te komen, het gevoel dat ze te weinig inzicht hebben in hoe complex een leven in armoede kan zijn, het gevoel dat ze te snel oordeelde en soms veroordeelde op basis van onvolledige informatie, tot zelf dreigende taal. Ik begrijp dat de maatschappelijke werk(ers)sters doen wat ze kunnen, maar deze ervaringen waren alles behalve plezant. Deze slechte en kwetsende ervaringen zitten mij nog steeds hoog. Nu ga ik alleen nog naar het OCMW wanneer het echt niet anders kan.”
(Natalie, Leuven)

"Een tekort aan geld is één van de zwaarste beproevingen die ik moest meedragen in mijn leven. Je vervreemdt in de samenleving:
Omdat je steeds het gevoel hebt dat je bekeken wordt,
Omdat je er met niemand over durft praten,
Omdat je denkt dat je de enige bent en je daardoor onbegrepen voelt,
Omdat de communicatie zoals tv en telefoon je veel te duur zijn,
Omdat een auto niet meer in je budget past,
Omdat je, als je de voordeur opentrekt, voor alles en nog wat geld nodig hebt en het leven - al beweren ze van niet - steeds duurder wordt,
Omdat het sociaal contact voor het grootste deel afgebroken wordt,
Omdat je jezelf onwaardig voelt tegenover de rest van de gemeenschap,
Omdat je vindt dat je niet meer bij-hoort.”

(Getuigenis uit een Welzijnsschakel)

4. De krachten van mensen in armoede.

1.Overlevingsstrategieën
2.Creativiteit
3.Doorzettingsvermogen
4.Ervaringsdeskundigheid
5.Solidariteit


5.Armoedebeleid.

5.1.Werken aan maatschappelijke structuren die armoede in stand houden en (re)produceren.

Dat armoede en sociale uitsluiting stijgt zegt ons iets over hoe onze samenleving is georganiseerd. Mensen in armoede ervaren knelpunten en sociale uitsluitingen met structurele oorzaken op de levensdomeinen huisvesting, inkomen en tewerkstelling, onderwijs, maatschappelijke dienstverlening, gezondheidszorg,enz… In onze samenleving zijn bepaalde structuren actief die armoede in stand houden en armoede (re)produceren.

  
Willen we armoede kunnen terugdringen is het belangrijk om rond deze structurele uitsluitingen te werken. Dit gebeurd het beste op een participatieve manier.

De ervaringsdeskundigheid van mensen in armoede speelt hier een enorm belangrijke rol. Zij weten beter dan wie ook wat het is om in armoede en sociale uitsluiting te leven. Tal van organisaties vertrekken vanuit de verhalen van mensen in armoede.


Vele verenigingen waar armen het woord nemen , het Vlaams netwerk van verenigingen waar armen het woord nemen , Sector Samenlevingsopbouw, enz…. hebben dialoogwerkgroepen. Binnen een dialoogwerkgroep wordt er gewerkt rond de knelpunten en structurele drempels die mensen in armoede  ervaren op de verschillende levensdomeinen. Tijdens dit proces gaan ze ook in gesprek met relevante maatschappelijke actoren. Het eindresultaat is meestal een met getuigenissen onderbouwd beleidsdossier met beleidsaanbevelingen.

Op 12 maart 2003 keurde het Vlaams parlement het Vlaamse armoededecreet goed. Het decreet van minister van Welzijn Mieke Vogels ( toen Agalev, nu Groen ) legde de wettelijke basis van het armoedebeleid in Vlaanderen. Het decreet geeft ondersteuning aan verenigingen waar armen het woord voeren via de oprichting van een Vlaams netwerk van verenigingen waar armen het woord nemen en het erkennen van de dialoogmethode.

5.2. Krachtgericht(e) hulpverlening/ werken voor/ met mensen in armoede.

Binnen krachtgericht werken met  of een krachtgerichte hulpverlening voor mensen in armoede wordt er naast werken rond de buitenkant van armoede ( de knelpunten en sociale uitsluitingen) ook en vooral gewerkt met de binnenkant van armoede en de krachten van mensen in armoede.

Het doel is  mensen in armoede opnieuw meer controle en zeggenschap te geven over de verschillende levensdomeinen in hun leven (autonomieverhoging)  om zo mogelijke afhankelijkheidsrelaties met maatschappelijke instellingen te doorbreken.

Krachtgericht werken vertrekt vanuit de krachten van mensen in armoede om zo stappen vooruit te zetten. Tal van verenigingen waar armen het woord nemen , het Vlaams netwerk van verenigingen waar armen het woord nemen , Welzijnsschakels enz…. werken krachtgericht. Binnen deze organisaties nemen mensen in armoede vanuit hun krachten en capaciteiten engagement op binnen de vereniging.

Ook binnen maatschappelijke instellingen worden er projecten opgezet om krachtgericht te werken.

Het werk van het project ‘Bind-Kracht in armoede’ kan hier een inhoudelijke richtinggever zijn.


5.3.Uitdagingen voor de toekomst m.b.t. armoede en sociale uitsluiting .

1.Huisvesting.
2.Energiearmoede (elektriciteit, gas en water).
3.Participatie van mensen in armoede bij het vormgeven, implementeren en evalueren van het lokale armoedebeleid.
4.Kinderarmoede en verkleuring van de armoede.
5.De aanwezigheid van het individueel schuldmodel m.b.t. het kijken naar en het bestrijden van armoede en sociale uitsluiting.


Bronnen en interessante links.










www.bindkracht.be

 
 

zondag 2 december 2012

Energiearmoede in Vlaanderen, een groeiend probleem : cijfers , oorzaken en oplossingen.



1.Armoede in België.

Armoede en sociale uitsluiting in België stijgt .Alle armoede-indicatoren staan op rood . De laatste cijfers van EU-SILC ( European Union –Statistics on Income and Living Conditions) vertellen ons dat in 2011 ongeveer 15,3 % van de bevolking in België moest leven met een inkomen onder de Europese armoedegrens. Dit betekent dat 1 op 7 of ongeveer 1.656.800 personen in België in armoede leven of een zeer groot risico hebben om in armoede terecht te komen.

Mensen in armoede ervaren achterstellingsituaties en sociale uitsluitingen met structurele oorzaken op de levensdomeinen huisvesting en  energie en water , inkomen en tewerkstelling, maatschappelijke dienstverlening, onderwijs, gezondheidszorg, enz….



Problemen op één levensdomein beïnvloeden en versterken de moeilijkheden op andere levensdomeinen en kunnen op zich nieuwe achterstellingsituaties en sociale uitsluitingen veroorzaken.


2. Energiearmoede.

2.1. Definitie energiearmoede.

Binnen de EU werd energiearmoede of ‘fuel poverty’  voor het eerst getheoretiseerd in 1990 in het Verenigd Koninkrijk.
Een mijlpaal met betrekking tot energiearmoede  is het boek ‘Fuel Poverty: from cold homes to affordable warmth’ van de Britse Brenda Boardman (1991).

Later, in 2001 kwam energiearmoede pas echt op de politieke agenda in het Verenigd Koninkrijk via de goedkeuring van de ‘UK Fuel Poverty Strategy’  . In dit document werd de volgende definitie van energiearmoedeopgenomen:

‘A fuel poor household is one that cannot afford to keep adequately warm at reasonable cost. The most widely accepted definition of a fuel poor household is one which needs to spend more than 10% of its income on all fuel use to heat its home to an adequate standard of warmth. This is generally defined as 21ºC in the living room and 18ºC in the other occupied rooms – the temperatures recommended by the World Health Organisation.’                                                                                                            
Op deze definitie en deze die hier later op voortbouwde kwam echter kritiek. Later, in 2008 werd er een nieuwe definitie geformuleerd die ook door Jan Vranken steeds naar voren wordt geschoven als we spreken over energiearmoede.

‘Een persoon, lid van een huishouden , is in energiearmoede wanneer hij/zij bijzondere moeilijkheden ondervindt in zijn/haar woonst om zich te voorzien van energie die noodzakelijk is om zijn/haar elementaire noden te bevredigen.’              
(Vranken, Huybrechts, Meyers 2011:42 )

Deze definitie is ruimer ,maar duidt niet alle oorzaken aan.
Het Vlaams netwerk tegen armoede en de dialoogwerkgroep Energie en Armoede van Samenlevingsopbouw Antwerpen , die al vele jaren werken rond energiearmoede, kwamen tijdens hun werk meer en meer  mensen in armoede tegen die ook knelpunten en sociale uitsluitingen ervaren op het gebied van nutsvoorziening water.
Dit resulteerde in het feit  dat het Vlaams netwerk tegen Armoede en Sector Samenlevingsopbouw energiearmoede nu zien als onvoldoende toegang tot nutsvoorzieningen elektriciteit , gas en water en dit door knelpunten en sociale uitsluitingen met structurele oorzaken.





 2.2. Oorzaken en cijfers .


2.2.1. Huisvesting.

Huisvesting is een van de belangrijkste oorzaken van energiearmoede.  Mensen in armoede komen in aanmerking voor een sociale woning. Een deel van de mensen in armoede wonen ook effectief in een sociale woning of in een wooneenheid dat verhuurd wordt via een sociaal verhuurkantoor ( SVK) . De sociale woningen zijn vaak in minder goede staat. Zeker de sociale woningen die in de jaren ’70 en ’80 zijn gebouwd voldoen niet aan de huidige eisen op het gebied van energiezuinigheid. Oudere sociale woningen zijn onvoldoende geïsoleerd, soms hebben ze nog enkel glas en vertonen ze zichtbare structurele gebreken.

De toegang tot sociale woningen is momenteel niet volledig gegarandeerd. Er staan momenteel ongeveer 91 926 mensen op de wachtlijst( cijfer 2011). Wachttijden van 5 a 7 jaar zijn geen uitzondering.

Hierdoor wonen heel wat mensen in armoede is een woning op de private huurmarkt . De huurprijs is er  hoog ,de huurwaarborg onbetaalbaar .

Mensen in armoede komen in het onderste segment van deze private huurmarkt terecht en wonen vaak  in wooneenheden met structurele tekorten op het gebied van woonkwaliteit.
De structurele gebreken die kunnen voorkomen zijn : groezelige en slecht verlichte gangen, te kleine huisvesting, versleten raamwerk, enkel glas, slecht sluitende vensters , tochtende vensters , rottend raamwerk, vochtplekken , schimmel op muren, het binnen sijpelen van water via het plafond/dak als het regent,slechte isolatie, elektrocutiegevaar, gevaar co-vergiftiging, enz…….

Deze structurele tekorten op het gebied van woonkwaliteit  zorgen ervoor dat het meer energie vraagt om de ruimtes warm te krijgen. Er  moet dus meer verwarmd worden, waardoor dat de energiefactuur stijgt.

Toegang tot nutsvoorzieningen elektriciteit , gas en water zijn verder ook grotendeels gelinkt  aan huisvesting. Dreigende en effectieve uithuiszetting zet de toegang tot nutsvoorzieningen elektriciteit , gas en water ernstig onder druk. Mensen die in een daklozensituatie terecht  komen verliezen grotendeels hun toegang tot nutsvoorzieningen elektriciteit , gas en water.                                                                                                                            


2.2.2. Sociale openbare dienstverplichtingen energiemarkt.

Sinds 1996, met onder andere de implementatie van de lokale adviescommissie ( LAC) , nam de Vlaamse overheid initiatieven in de strijd tegen energiearmoede.
Later, na de liberalisering van de energiemarkt in 2003 heeft de Vlaamse regering in verschillende stappen verder gezorgd  voor een sociaal vangnet: de sociaal openbare dienstverplichtingen.

  • Gratis  kWh elektriciteit.
  • Sociale maximumprijs en statuut beschermde klant.
  • Procedure wanbetaling.
  • Afsluiting en Lokale Adviescommissie (LAC)
  • De budgetmeter
  • Schuldafbouw in de budgetmeter.
  • Minimale levering van aardgas bij de aardgasbudgetmeter tijdens de winter.
  • 10 ampère minimale levering elektriciteit.
  • Winterperiode waarin niet mag afgesloten worden.

 Meer informatie over de sociale openbare dienstverplichtingen vind je via deze link :

Een groeiend aantal mensen  kunnen hun facturen bij de commerciële energieleverancier niet meer betalen en moeten een afbetalingsplan  aanvragen. Zo’n 70.893 gezinnen of 2,75% gingen in 2010 een afbetalingsplan aan met hun leverancier.

De commerciële energieleveranciers mogen eenzijdig beslissen of ze een afbetalingsplan toestaan en mogen ook zelf het maandelijkse afbetalingsbedrag kiezen. Dit zorgt vaak voor onrealistische afbetalingsplannen.

Door de onzekere inkomenssituatie , de sociale uitsluiting en de complexiteit van een leven in armoede moeten mensen soms moeilijke keuzes maken en kunnen ze niet altijd het afgesproken afbetalingsplan nakomen. Als huishoudelijke afnemers hun afbetalingsplan niet nakomen, dan mogen commerciële energieleveranciers het contract stopzetten .

Mensen hebben dan 60 dagen de tijd om een contract af te sluiten met een nieuwe commerciële energieleverancier. Door diverse uitsluitingen is dit vaak heel moeilijk.
 Hierdoor komen ze vaak bij de netwerkbeheerder terecht, waar de energieprijzen gemiddeld 10 tot 15 % hoger liggen dan op de commerciële energiemarkt.
In 2011 kregen 87.869 gezinnen hun elektriciteit en/of aardgas van de netbeheerder beleverd.

Ook bij de netwerkbeheerders voor elektriciteit  en gas vragen meer en meer mensen een afbetalingsplan aan. Wanneer mensen bij de netwerkbeheerder hun afbetalingsplannen niet kunnen nakomen worden ze geconfronteerd met de plaatsing van een budgetmeter voor elektriciteit en/of aardgas.
Het aantal mensen in Vlaanderen dat geconfronteerd worden met de plaatsing van een budgetmeter voor elektriciteit en/of aardgas stijgt.



Ook de prijs  van elektriciteit en gas bij een budgetmeter ligt hoog en is het gemiddelde van de 2 grootste ( en ook duurste) commerciële energieleveranciers.

Het aantal geplaatste en actieve budgetmeters voor elektriciteit op 01 januari 2010 bedroeg in Vlaanderen 37 544. Tegen het einde van 2010 was dit gestegen tot 41 200 budgetmeters.                                    
Het aantal naakte budgetmeters  voor elektriciteit , waar de stroombegrenzersfunctie 10 ampère werd uitgeschakeld, bedroeg in 2010 2028.
In Vlaams-Brabant waren er eind 2010 zo’n 5494 geplaatste actieve budgetmeters voor elektriciteit. Dit is een stijging tegenover het begin van 2010.

Op 01/01/2010 waren er 4 488 geplaatste en actieve budgetmeters voor aardgas  in Vlaanderen. Op 01/01/2012 waren er 24 190 geplaatste en actieve budgetmeters voor aardgas. Dit betekent dat de afgelopen 2 jaar  19702 bijkomende aardgasbudgetmeters zijn geplaatst .De implementatie van de budgetmeter voor aardgas startte in 2009. Er is dus duidelijk een inhaalbeweging bezig.

In Leuven waren er in 2011 zo’n 448 actieve budgetmeters ( = die voor elektriciteit en gas te samen)   , vooral bij mensen zonder sociale maximumprijs.

Er is een groeiend probleem met de budgetmeters voor aardgas. Wanneer je uw budgetmeter voor elektriciteit ( tijdelijke) niet kunt opladen kom je eerst op een noodkrediet terecht en kan je later ( tijdelijk) gebruik maken  van een minimumlevering van 10 ampère. Bij een budgetmeter voor aardgas is een minimumlevering voorlopig niet mogelijk, met schrijnende levensomstandigheden en groeiende energiearmoede tot gevolg. Op 24 september 2010 nam de Vlaamse regering bijkomende maatregelen: mensen die hun budgetmeter voor aardgas niet kunnen opladen kunnen bij het OCMW terecht en na een sociaal onderzoek kan het OCMW beslissen om een  minimumhoeveelheid aardgas ter beschikking te stellen. Uit gesprekken met mensen in armoede blijkt  dat niet iedereen op de hoogte is van deze maatregel.

De distributienetbeheerder kan een dossier voor de lokale adviescommissie ( LAC )  brengen met de vraag om een afnemer van gas of elektriciteit af te sluiten.

In 2010 kwamen 410 dossiers met betrekking tot elektriciteit en gas voor het LAC in Leuven. Dit is een daling tegenover 2009 , toen 516 dossiers voor het LAC kwamen. Dit betekent niet noodzakelijk dat er minder mensen zijn die te maken krijgen met energiearmoede. Als er op voorrand een oplossing bereikt wordt komt het dossier niet voor de LAC.
Voor heel  Vlaams-Brabant werden er in 2010  zo’n 3 602 dossiers door de LAC’s behandeld en  werden 214 huishoudelijke afnemers afgesloten. 


2.2.3. Toegang tot water .
 
Water is levensnoodzakelijk. Iedereen heeft water nodig om te drinken, om eten klaar te maken, voor je kleren te wassen, om jezelf te kunnen wassen, enz….

Meer en meer mensen in België ervaren sociale uitsluitingen op het vlak van toegang tot nutsvoorziening water. Een groeiend aantal mensen hebben problemen met het betalen van hun 3 maandelijkse voorschotfacturen en hun eindfacturen. Meer en meer mensen moeten een afbetalingsplan aanvragen.

Ook de Lokale AdviesCommissies ( LAC) zien het aantal zaken voor water stijgen. Tijdens de periode 2006-2009 werden er in Vlaanderen in totaal 21.547 vragen tot afsluiting gesteld aan Lokale AdviesCommissies.

In Leuven kwamen er in 2010 zo’n 218 dossiers met betrekking tot water voor het LAC  . Dit is een forse stijging tegenover 2009 toen er 119 dossiers voor het LAC kwamen. 

Verder is in Vlaanderen  een duidelijke stijging waar te nemen betreffende het aantal huishoudelijke afnemers die werden afgesloten van nutsvoorziening water.
In 2009 werden 791 gezinnen afgesloten. In 2010 waren dat 2362 gezinnen. In 2011 waren er dit 4 497.
Met betrekking tot water moeten we vaststellen dat er niet zo’n uitgebreid pakket sociale openbare dienstverplichtingen zijn zoals op de energiemarkt.



2.2.4. Inkomen.

Mensen in armoede hebben een inkomen ( hetzij uit werk of een sociale uitkering) dat zich onder de Europese armoedegrens bevindt.

De Europese armoedegrens voor België is voor een alleenstaande 1000 euro per maand , voor een gezin bestaande uit 2 volwassenen en 2 kinderen 2.101 euro per maand en voor een alleenstaande met kinderlast ligt dit rond de 1500 euro.

Het leefloon/leefgeld bevindt zich onder de Europese armoedegrens. Door de versterkte degressiviteit van de werkloosheidsuitkeringen zullen ook de werkloosheidsuitkeringen voor langdurige werkzoekenden zakken tot een minimumbedrag dat zich onder deze Europese armoedegrens bevind.

Leefloon alleenstaande 785,61 euro ( minimumwerkloosheidsuitkering alleenstaande 916, 24 euro ) , leefloon personen met gezinslast leefloon 1.047,48 euro ( minimumwerkloosheidsuitkering persoon met gezinslast 1090,70 euro) en leefloon samenwonenden 523,74 euro ( minimumwerkloosheidsuitkering samenwonenden 483,36 euro ).

Mensen in armoede zijn vaak laaggeschoold , vinden moeilijk werk en hebben hierdoor dus een onzekere arbeidsloopbaan: interimwerk, ze zijn vaak tewerkgesteld in conjunctuurgevoelige sectoren en sociale economieprojecten. Deze tewerkstelling wordt vaak afgewisseld door ( lange) periodes van werkloosheid.

Hun beperkt inkomen zorgt ervoor dat mensen in armoede geconfronteerd worden met het aangaan van overlevingsschulden ( huur, verwarming en water, gezondheidszorg,…


2.2.5.  Maatschappelijke dienstverlening.

Mensen die armoede en sociale uitsluiting ervaren moeten door hun maatschappelijke kwetsbare positie en een gebrek aan een groot extern sociaal netwerk vaker  een beroep doen op maatschappelijke instellingen zoals het OCMW.

Mensen in armoede vinden het vaak enorm moeilijk om de stap te zetten naar een maatschappelijke instelling zoals het OCMW.

Er is een  kloof tussen de leefwereld van maatschappelijke werkers en het OCMW en de leefwereld van mensen die armoede en sociale uitsluiting ervaren. Sommige maatschappelijk werk(ers)sters  hebben onvoldoende kennis van de belevingswereld van mensen in armoede: de gevoelens van schaamte en vernedering om telkens opnieuw hulp te vragen, de schuldgevoelens, het minderwaardigheidsgevoel, enz….

In december 2011 ging er een ervaringsdeskundige in de armoede en sociale uitsluiting aan de slag bij het OCMW van Leuven.
 



2.2.6. Toegang tot informatie, scholing, vaardigheden,…

De liberalisering van de energiemarkt heeft het er niet gemakkelijker op gemaakt, zeker niet voor mensen in armoede.

Dit geldt onder andere op het gebied van informatie. Er is heel wat informatie aanwezig , maar deze is niet altijd aangepast aan maatschappelijk kwetsbare mensen. Laaggeschoolde en laaggeletterde mensen hebben het vaak moeilijk om hun weg te vinden in het administratieve doolhof van onze huidige energiemarkt en de rest van onze complexe samenleving.



Heel wat informatie is terug te vinden op het internet. Sommige mensen in armoede hebben zich bepaalde vaardigheden niet of onvoldoende eigen kunnen maken, zoals bijvoorbeeld computervaardigheden.


2.2.7. Energiebesparing.

De stijgende energiearmoede en  de wereldwijde  klimaatverandering plaatsen de Federale , de Gewestelijke  en de gemeentelijke overheden en ons allemaal voor enorme uitdagingen.
Het verbeteren van de energetische kwaliteit van woningen en de structurele  woonkwaliteit is een enorm belangrijk aspect bij het preventief werken rond energiearmoede.

We moeten echter vaststellen dat mensen in armoede meestal huren en vaak wonen ( zeker op de private huurmarkt)  in woningen met structurele gebreken op het vlak van woonkwaliteit. Hierdoor stijgt de energiefactuur. Aangezien ze huren ,hebben ze weinig hefbomen in handen om hier zelfs iets aan te doen.

Toch kunnen mensen in armoede ( en ze doen dit ook ) via toegankelijke energiebesparende maatregelen hun energie- en waterfactuur naar omlaag halen. Een interessante methodiek hier is de energiescan . In Leuven voert de ecoploeg van de vereniging waar armen het woord nemen Leren Ondernemen ( www.lerenondernemenvzw.org ) energiescans uit. 

Speciaal opgeleide mensen uit kansengroepen gaan bij mensen in armoede thuis om samen met hen te werken rond energie- en waterbesparing.
Tijdens  een huisbezoek, worden  allerlei handige tips gegeven om zelf te besparen en worden ook kleine maatregelen (spaarlampen, radiatorfolie, spaardouchekop, ...) onmiddellijk en gratis  toegepast.
De scans vormen de basis van waaruit Leren Ondernemen mensen in armoede begeleiden in het aanpakken van woon- en energiearmoede. In het verleden kreeg dit vorm in een huisvestingsproject, een waterproject, een totaalscanproject en momenteel in er een onderzoek naar integrale begeleiding in samenwerking met Woonwijzer Meetjesland en KOMOSIE.’ , kunnen we over de ecoploeg lezen op de website van Leren Ondernemen.
 

3. Mogelijke oplossingen.

Bij het hoofdstuk ‘Mogelijke oplossingen’ schuif ik per levensdomein een aantal beleidsvoorstellen van sociale organisaties en Groen naar voren. Aangezien ik aandacht heb voor de situatie in Leuven ( en Vlaams-Brabant) schuif ik ook een aantal voorstellen op Leuvens niveau naar voren.


3.1. Huisvesting.

·        De verschillende overheden moeten investeren in bijkomende sociale huisvesting.Tegen 2023 wil de Vlaamse regering 45.000 nieuwe sociale huurwoningen bouwen. Dit is echter ontoereikend. Bijkomende inspanningen zijn nodig.

·        Groen Leuven gaat voor 10% sociale woningen. In Leuven is de voorbije jaren het relatieve aandeel aan sociale woningen gedaald, van 7,67% in 2006 tot 6,88% (cijfers 2010, uit de Stadsmonitor). Groen Leuven voorstander van een blijvende uitbreiding van het aantal sociale woningen. Groen wil het aanbod van kwalitatieve sociale huisvesting verhogen en de wachtlijsten verminderen, met nadruk op kleinschalige wijkprojecten.

·        Een uitbreiding van het aantal wooneenheden dat verhuurt wordt via een sociaal verhuurkantoor.


·        Naast de gewestelijke huursubsidies komt het OCMW nu al in bepaalde gevallen tegemoet in de huurwaarborg van lage inkomens. Groen Leuven wil aanvullende lokale huursubsidies om de private huurmarkt toegankelijk te maken voor lage inkomens. Een noodzakelijke voorwaarde is dat er tegelijk werk gemaakt wordt van een uitbreiding van het aantal sociale woningen en investeringen in de betaalbaarheid en kwaliteit van de privé huurmarkt. Een huursubsidie moet een hulp zijn voor de huurder met een laag inkomen, maar mag geen subsidie van eigenaars zijn. Daarom wil Groen als voorwaarde opleggen dat de woning gehuurd wordt via een sociaal verhuurkantoor of aan de richthuurprijs.


·        Een ambitieus woningvernieuwingsprogramma om de structurele gebreken weg te werken. De energetische kwaliteit van een woning, de hogere energiefacturen en eventuele energiearmoede mag niet losgezien worden van de structurele woonkwaliteit. De stijgende energiearmoede en de klimaatcrisis stellen de verschillende bestuurlijke overheden en ons allemaal voor enorme uitdagingen. Armoedebeleid en klimaatbeleid gaan hier hand in hand samen. De Vlaamse overheid  zou een groots en ambitieus woningvernieuwingsprogramma kunnen opzetten. Dit woonvernieuwingsprogramma – dat idealiter een looptijd moet kennen van minimaal tien jaar en een sterke impuls zal inhouden voor de bouwsector en energie-innovatieve bedrijven in Vlaanderen – dient zich te richten op de zwakste segmenten van de Vlaamse woningmarkt, zowel op de sociale als de private huurmarkt. Er moet verder oog zijn voor de eventuele knelpunten en weerstandsmechanismen die eigenaar ervaren bij het participeren aan dit ambitieus woningvernieuwingsprogramma.  Voor maatschappelijk kwetsbare eigenaars zijn doorgedreven maatgerichte vormen van trajectbegeleiding en voorfinanciering en derdebetaler systeem  logica van het grootste belang. Het beleidsdocument ‘Naar een ambitieus beleid inzake energie en woonkwaliteit in Vlaanderen’ van Samenlevingsopbouw kan een richtinggever zijn. ( Beleidsaanbeveling  Sector Samenlevingsopbouw)

·        Energetische renovatie van huizen moet op een voldoende grote schaal worden aangepakt, mag niet langer afhankelijk zijn van individueel initiatief. Groen is voorstander van een model waarbij zo mogelijk een hele wijk in een keer wordt aangepakt. Dat is met name ook belangrijk voor die mensen die het meest gevoelig zijn voor energiearmoede. Het komt er  op aan om alle bewoners samen te brengen om hen te betrekken bij het hele project, via een aangepaste participatiestructuur, een energiewijkgroep. Wanneer er sociale organisaties of buurwerk actief zijn in die wijk, hebben zij vanzelfsprekend een belangrijke rol te spelen. Ook vertegenwoordigers van de stad en het OCMW draaien mee in de energiewijkgroep. Alle betrokken bewoners kunnen ook beroep doen op een contactpersoon bij wie ze permanent terecht kunnen met al hun vragen. Speciale aandacht is nodig voor huurders. Zij kunnen meestal zelf erg weinig veranderen aan het huis waarin ze wonen, en ze komen dan ook nog vaak terecht in kwalitatief slechte huizen. Verhuurders zouden actief benaderd moeten worden om hen ervan te overtuigen mee te stappen in het wijkproject. Eventueel kan ook het sociaal verhuurkantoor hierin nog een rol spelen. Voor al wie in het project stapt, wordt administratieve ondersteuning aangeboden. Zo kan de soms moeilijke zoektocht naar alle premies en fiscale voordelen uit handen genomen worden, zodat er voor iedereen een maximaal gunstig effect is. Ook de af en toe ingewikkelde weg om bij goede technici of aannemers te komen, kan zo door het energiebedrijf worden overgenomen.  Op basis van de inkomenssituatie van de burgers in de wijk wordt bekeken wie zelf niet voldoende eigen middelen heeft om mee in het project te stappen. Zij kunnen extra steun krijgen, al dan niet in de vorm van een renteloze lening via het FRGE (Fonds ter Reductie van de Globale Energiekost, in Leuven in de vorm van vzw Pendule). Voor de groep die daar net boven valt, worden ook interessante formules van prefinanciering uitgewerkt zodat investeringen sneller kunnen worden doorgevoerd. Er kan ook gebruik gemaakt worden van innovatieve financiële instrumenten zoals een derdebetalers- of derde-investeerdersfinanciering. Daarbij wordt voorfinanciering voor een investering voorzien, waarbij het betrokken bedrijf in eerste instantie wordt terugbetaald ( Beleidsvoorstel Groen Leuven )

·        Groen Leuven pleit voor een uitbreiding van het aantal crisisopvanginitiatieven. De periode van crisisopvang zou best ook verlengd worden.

3.2. Sociale openbare dienstverplichtingen energiemarkt.


·        Grondrecht energie .
Waar er nieuwe uitdagingen zijn voor de menselijke waardigheid moet de overheid bijkomende maatregelen nemen. Ik vraag dat de Federale overheid dringend werk maakt van een grondrecht op energie. Dit grondrecht op energie moet voldoen aan de volgende criteria: beschikbaarheid , fysieke en economische toegankelijkheid ( of betaalbaarheid), toegang tot begrijpbare en transparante informatie en kwaliteitsvolle dienstverlening.

·        Richtlijnen voor afbetalingsplannen. De overheid zou duidelijke, geformaliseerde  richtlijnen voor afbetalingsplannen kunnen uitvaardigen  zodat extreem hoge en onrealistische afbetalingsplannen worden vermeden.


·        De stopzetting van de uitrol van de budgetmeter voor aardgas. Zolang er geen minimumlevering kan voorzien worden  is de aardgasbudgetmeter voor ons geen goed instrument voor de bestrijding van (verdere) energiearmoede. Samen met het Vlaams netwerk van verenigingen waar armen het woord nemen en Samenlevingsopbouw Antwerpen provincie vragen we dan ook dat de uitrol van de aardgasbudgetmeter wordt gestopt.

·        Er is een groeiend probleem met de budgetmeters voor aardgas. Wanneer je uw budgetmeter voor elektriciteit (tijdelijk) niet kunt opladen, kom je eerst op een noodkrediet terecht en kun je later (tijdelijk) gebruik maken van een minimumlevering van 10 ampère. Bij een budgetmeter voor aardgas is een minimumlevering voorlopig niet mogelijk, met schrijnende levensomstandigheden en groeiende energiearmoede tot gevolg. In nam 2010 nam de Vlaamse regering bijkomende maatregelen. Mensen die hun budgetmeter voor aardgas niet kunnen opladen, kunnen bij het OCMW terecht en na een sociaal onderzoek kan het OCMW beslissen om een minimumhoeveelheid aardgas ter beschikking te stellen. Uit gesprekken met mensen in armoede blijkt dat niet iedereen op de hoogte is van deze maatregel. Het OCMW zou bijkomende inspanningen moeten doen om deze mensen te bereiken en op toegankelijke wijze te informeren over deze maatregel. ( Beleidsvoorstel Groen Leuven )

3.3.      Toegang tot water.

·        Grondrecht water .Waar er nieuwe uitdagingen zijn voor de menselijke waardigheid moet de overheid bijkomende maatregelen nemen. Ik vraag dat de Federale overheid dringen werk maakt van een grondrecht op water. Dit grondrecht op water moet voldoen aan de volgende criteria: beschikbaarheid , fysieke en economische toegankelijkheid ( of betaalbaarheid), toegang tot begrijpbare en transparante informatie en kwaliteitsvolle dienstverlening.

·        Geen privatisering van de watermarkt. Het publieke karakter moet behouden worden.

·        Er dringend werk  gemaakt worden van een uitgebreid pakket  sociale openbare dienstverplichtingen met betrekking tot de watersector.
De huidige sociaal openbare dienstverplichtingen bij elektriciteit en gas en de beleidsvoorstellen ter uitbreiding hiervan in de beleidsdocumenten van het Vlaams Netwerk tegen Armoede kunnen inhoudelijke richtinggevers zijn.

·        Er moet voorzien worden  in voldoende openbare waterpunten, toilet en wasgelegenheden op verschillende plaatsen in de stad.
Hiervoor kan  samen gewerkt worden met bestaande initiatieven , met verenigingen waar armen het woord nemen en andere initiatieven. Deze openbare waterpunten moeten bekend gemaakt worden. Bij het bekend maken moeten verschillende methodieken gehanteerd worden. De ervaringsdeskundige in de armoede en sociale uitsluiting kan hier zeker nuttige tips geven over hoe de doelgroep best te bereiken.

3.4.      Inkomen.

·        Om groeiende armoede en sociale uitsluiting tegen te gaan pleiten  het Vlaams Netwerk tegen Armoede, de vakbonden en de partijen Groen en Ecolo voor het optrekken van de minimumuitkeringen tot boven de Europese armoedegrens. Eigenlijk zouden we moeten komen tot een soort basisinkomen ( hetzij uit werk of een sociale uitkering)  met de Europese armoedegrens als ethische ondergrens. ( Federale bevoegdheid)


3.5.       Maatschappelijke dienstverlening en armoedebeleid.

·        Mensen in armoede moeten als volwaardige partners worden meegenomen bij het vormgeven, implementeren en evalueren van het armoedebeleid op alle bestuurlijke niveau’s.

·        Het gaat niet goed met de armoede in Leuven. Groen Leuven is vragende partij voor meer aandacht voor armoede en sociale uitsluiting. Dit zou kunnen via de organisatie van een jaarlijkse armoededag. De bedoeling is wel dat de mensen in armoede en hun verenigingen waar armen het woord nemen in grote mate betrokken worden bij de organisatie deze dag. Het is een dag waar vertegenwoordigers van de stad, het OCMW, het CAW, mensen in armoede en verenigingen waar armen het woord nemen, ervaringsdeskundigen in de armoede en sociale uitsluiting en lokale politici elkaar ontmoeten, met elkaar praten en luisteren naar verhalen van armoede en sociale uitsluiting in Leuven. Elk jaar kan gefocust worden op een ander levensdomein ( huisvesting en energie, maatschappelijke dienstverlening, tewerkstelling, …). Dit kan een eerste stap zijn naar een structurele verankering van een participatief armoedebeleid.

·        Uit gesprekken met mensen in armoede blijkt dat de dienstverlening van het OCMW niet altijd afgestemd is op de belevingswereld van mensen in armoede. Stad en OCMW kunnen verdere stappen zetten naar een sociale dienstverlening die vertrekt vanuit het verhaal, de hulpvraag en de krachten van mensen in armoede, die werkt rond sociale uitsluiting en respect heeft voor de binnenkant (de belevingswereld) van mensen in armoede. De aanwerving en indiensttreding van een ervaringsdeskundige in de armoede en sociale uitsluiting eind 2011 is een eerste belangrijke stap. ( Beleidsvoorstel Groen Leuven)

3.6.      Toegang tot informatie , scholing , vaardigheden.

·        Informatie over de werking van de energiemarkt, de sociale maatregelen, over de werking van budgetmeters, energiebesparende maatregelen moeten toegankelijk zijn voor mensen in armoede.




Bronnen en interessante links.











Armoedebarometer rapport  2011 van het platform Decenniumdoelen 2017

‘ Einddossier wonen, verslag van de themawerking wonen 2009-2011’ van buurtwerk en vereniging waar armen het woord nemen ’t Lampeke

Jaarverslag 2010 OCMW Leuven

‘Armoede in Vlaams-Brabant 2011’ van de provincie Vlaams-Brabant

‘Sociale openbare dienstverplichtingen 2011’ van de VREG.