Vanaf 01 november 2012 werd de versterkte
degressiviteit van de werkloosheidsuitkeringen van kracht. Vroeger was er al
een beperkte degressiviteit , deze wordt nu versterkt en uitgebreid . Hoe snel
iemands werkloosheidsuitkering daalt, hangt af van hoelang hij/zij gewerkt
heeft voor de periode van werkloosheid. Wie minder dan vijf jaar aan het werk was, ziet het
bedrag al na een jaar en twee maanden dalen, anderen pas na twee jaar. Vanaf
dan gaat het bedrag om de zes maanden omlaag, en dat maximaal vier keer.
Werkzoekenden zien hun werkloosheidsuitkering uiteindelijk dalen tot een
forfaitbedrag. Deze minimumuitkeringen zijn nauwelijks hoger dan het leefloon
en zakken dus onder de Europese
armoedegrens.
Een alleenstaande zou dan nog gemiddeld 916, 24 euro
krijgen ( leefloon
801,34 € ) . Voor een persoon met gezinslast wordt dit 1090,70 euro
( leefloon 1068.45 €) en voor een samenwonende zakt dit tot 483,36 euro ( leefloon 534.22 €)
801,34 € ) . Voor een persoon met gezinslast wordt dit 1090,70 euro
( leefloon 1068.45 €) en voor een samenwonende zakt dit tot 483,36 euro ( leefloon 534.22 €)
De
Europese armoedegrens voor België is voor een alleenstaande 1000 euro per maand
, voor een gezin bestaande uit 2 volwassenen en 2 kinderen 2.101 euro per maand
en voor een alleenstaande met kinderlast ligt dit rond de 1500 euro. Deze
minimumwerkloosheidsuitkeringen bevinden zich dus onder deze Europese
armoedegrens.
De
federale regering verkoopt deze maatregel als een activeringsmaatregel en als
een beleidsactie om de structurele werkloosheid aan te pakken.
De
werkgeversorganisatie Voka, de N-VA en andere neoliberale politici en
organisaties willen naast deze versterkte degressiviteit de
werkloosheidsuitkeringen ook in tijd beperken. Daarna kom je dan terecht op het
leefloon, dat nog lager is.
Zowel de
versterkte degressiviteit als een eventuele beperking van de
werkloosheidsuitkeringen in de tijd zijn voor mij geen goede maatregelen en dit
om verschillende redenen.
1.Stijgende armoede en sociale
uitsluiting.
Armoede en sociale uitsluiting in België stijgt .Alle
armoede-indicatoren staan op rood . De laatste cijfers van EU-SILC ( European Union
–Statistics on Income and Living Conditions) vertellen ons dat in 2011 ongeveer
15,3 % van de bevolking in België moest leven met een inkomen onder de Europese
armoedegrens. Dit betekent dat 1 op 7 of ongeveer 1.656.800 personen in België in armoede
leven of een zeer groot risico hebben om in armoede terecht te komen.
Het
armoedebarometerrapport 2012 van Decenniumdoelen 2017 kwam met verontrustende
armoedecijfers voor Vlaanderen. Het aantal kinderen dat geboren wordt en
opgroeien in een gezin in armoede in Vlaanderen is de laatste 10 jaar
verdubbeld tot meer dan 8 %. Niet minder dan 140.000 kinderen leven vandaag in
Vlaanderen in armoede en sociale uitsluiting. In 2009 werden meer
dan 18 000 gezinnen in België met uithuiszetting bedreigd. Verder krijgen ook
meer een meer mensen te maken met knelpunten en sociale uitsluitingen met
structurele oorzaken op het gebied van energie ( elektriciteit, gas en water) ,
met groeiende energiearmoede tot gevolg. Het aantal mensen dat geconfronteerd
wordt met de plaatsing van budgetmeters voor elektriciteit en gas stijgt.
Mensen in
armoede ervaren knelpunten en sociale uitsluitingen met structurele oorzaken op
de levensdomeinen huisvesting en energie , onderwijs , gezondheidszorg, vrije
tijdsparticipatie en inkomen en tewerkstelling.
De
cijfers zijn veelzeggend en dwingend. Bijkomende structurele maatregelen zijn
nodig, en wel nu. Maar deze versterkte degressiviteit en een eventuele
beperking van de werkloosheidsuitkeringen in de tijd zijn niet de juiste maatregelen.
Vooral de maatschappelijk meest kwetsbare mensen ,die vaak heel wat knelpunten
ondervinden tijdens hun zoektocht naar werk , worden hierdoor het hardst
getroffen .
2. Activeringsmaatregel ?
Je krijgt
een werkloosheidsuitkering als je tegen je wil werkloos bent. Een
werkloosheidsuitkering is een tijdelijke oplossing tot je weer betaald werk
hebt.
De
federale regering wil met deze maatregel werklozen activeren en hen aanmoedigen
om sneller terug te gaan werken.
Ik vraag
me af of dit wel echt een activeringsmaatregel is. Vooraleerst is deze
maatregel weinig selectief. Hoe snel je uitkering daalt , hangt af van hoeveel
jaren je hebt gewerkt. Of je tijdens uw periode van werkloosheid nu hard zoekt
achter werkt of bewust niet zoekt achter
werk maakt niet uit. Iedereen wordt getroffen door deze versterkte
degressiviteit ongeacht uw zoekintensiteit.
Trouwens ,
er is momenteel al een activering van de werkzoekenden.
De VDAB
volgt bepaalde groepen werkzoekenden op en begeleid hen op zoek naar werk of
een opleiding. Als de VDAB het gevoel heeft dat de werkzoekende niet voldoende
meewerkt kan de VDAB het dossier doorverwijzen naar de RVA die de werkzoekende
verder opvolgt. Wanneer de ’facilitator’ van de RVA na het eerste gesprek
besluit dat de werkloze onvoldoende inspanningen heeft geleverd, wordt een
contract met verbintenissen en concrete acties opgesteld. Indien de beoordeling
van de naleving van dit contract negatief uitvalt tijdens het tweede gesprek,
dan krijgt de werkloze een gedeelte van zijn werkloosheidsuitkering voor een
bepaalde periode niet uitbetaald .
We moeten vaststellen dat er bij relatief meer
mensen uit kansengroepen een transmissie van het dossier van de VDAB naar de RVA
plaatsvindt, met een verhoogde kans op schorsing als gevolg. Vooral
laaggeschoolden hebben hogere transmissiekansen. Vaak zien we dat niet een
gebrek aan motivatie, maar welzijnsgerelateerde problemen aan de grondslag liggen
van de redenen van transmissie.
Het
Netwerk Tegen Armoede ( Vlaams netwerk van
verenigingen waar armen het woord nemen) en politieke partijen zoals
Groen! en Ecolo hebben dus al bedenkingen geformuleerd bij het huidige activeringsbeleid
en alternatieven naar voren geschoven.
Deze
versterkte degressiviteit en een eventuele beperking van de
werkloosheidsuitkeringen in de tijd zal dus maar bij een beperkt aantal mensen
het gewenste resultaat hebben.
Bij
mensen met een complexe problematiek gaat deze maatregel niet helpen. Hier zijn krachtgerichte
begeleidingstrajecten op maat aangewezen.
3. Knelpunten en sociale
uitsluitingen tijdens het werk zoeken.
Het
huidige activeringsbeleid en deze maatregel ( de versterkte degressiviteit van
de werkloosheidsuitkeringen ) is te eenzijdig en houdt onvoldoende rekening met
de knelpunten en sociale uitsluitingen die mensen kunnen ervaren tijdens hun
zoektocht naar werk.
Mensen in
armoede zijn vaak laaggeschoold , vinden moeilijk werk en hebben hierdoor dus een
onzekere arbeidsloopbaan: interimwerk, ze zijn vaak tewerkgesteld in
conjunctuurgevoelige sectoren en sociale economieprojecten. Deze tewerkstelling
wordt vaak afgewisseld door ( lange) periodes van werkloosheid.
Alleenstaande moeders die laaggeschoold zijn ondervinden ook knelpunten tijdens hun zoektocht
naar werk. Betaalbare en flexibele kinderopvang is èèn van de knelpunten die ze
tegen komen . Ook werkzoekenden die ouder zijn dan 4o jaar ondervinden vaak
moeilijkheden tijdens hun zoektocht naar werk.
Het zijn
dus deze mensen uit de kansengroepen die deze maatregel het ergste gaan voelen.
4. Beeldvorming rond werklozen,
mensen in armoede, enz.
Een
werkloosheidsuitkering ( en een leefloon/leefgeld ) is een tijdelijke oplossing tot je opnieuw betaald werk hebt.
Als werkloze moet je dus werk zoeken , tenzij je worstelt met
welzijnsgerelateerde problemen, dan is een sociaal participatietraject een
betere ( tijdelijke) oplossing.
De
laatste jaren begin ik mij echter meer en meer zorgen te maken om bepaalde
tendensen in onze samenleving. De beeldvorming en houding jegens werklozen en mensen in armoede is de
afgelopen jaren verhardt.
We moeten
vaststellen dat het individueel schuldmodel weer meer en meer opmars maakt. Dit model legt de
oorzaak van ( langdurige ) werkloosheid en armoede volledig en alleen bij het
individu: door hun luiheid, omdat ze niet willen studeren en willen werken, een
gebrek aan verantwoordelijkheid en doorzettingsvermogen,…..
Dit individueel schuldmodel
ontkent de knelpunten en structurele uitsluitingsmechanismen die mensen tijdens
hun zoektocht naar werk en mensen in armoede ervaren. Het deelt de mensen op in deserving werkloze en arme en non-deserving
werkloze en arme: zij die het verdienden om geholpen te worden en zij die het
aan uw eigen hebben te danken en dus niet verdienen om geholpen te worden.
Het is een beeldvorming en houding die mij beangstigd en
die doorbroken moet worden.
5. Reacties sociale organisaties en politieke partijen, de actie van het Netwerk Tegen Armoede en
alternatieven.
In 2007 hebben Groen en Ecolo een
gezamenlijk wetsvoorstel ingediend om alle sociale uitkeringen op te trekken
tot boven de Europese armoedegrens. Dit voorstel heeft de steun van de
netwerken van armenorganisaties en de vakbonden , maar heeft tot nu toe nog
geen meerderheid achter zich gekregen. Eigenlijk zouden we moeten komen tot een soort
basisinkomen ( hetzij uit werk of een sociale uitkering) met de Europese armoedegrens als ethische
ondergrens.
Groen en Ecolo willen ook massaal
investeren in een ecologische economie om zo
heel wat jobs en kansen te
creëren.
Het Netwerk Tegen Armoede heeft in
oktober 2012 een zaak aangespannen bij de Raad van State om deze maatregel te laten schorsen
en uiteindelijk definitief te laten annuleren.
Meer informatie hierover vind je via deze link: http://www.netwerktegenarmoede.be/acties/lagere-