dinsdag 6 augustus 2013

Armoede en sociale uitsluiting in België 2013.

                                        



1.Armoede in cijfers.

Op 23 mei 2013 stelde Decenniumdoelen 2017 hun 6de armoedebarometer voor. Dit nieuwe rapport  kwam met nieuwe schokkende cijfers over de groeiende armoede en sociale ongelijkheid. Armoede en sociale uitsluiting is en blijft een groot probleem in België. Alle armoede-indicatoren staan op rood. De armoede en sociale ongelijkheid neemt verder toe. Het Vlaams Netwerk Tegen Armoede , het Belgisch Netwerk Armoedebestrijding en de Waalse en Brusselse netwerken van verenigingen waar armen het woord nemen trekken aan de alarmbel.

 
De laatste cijfers van EU-SILC ( European Union –Statistics on Income and Living Conditions) vertellen ons dat in 2011  ongeveer 15,3 % van de bevolking in België moest leven met een inkomen onder de Europese armoedegrens. (1)
Dit betekent dat 1 op 7 of ongeveer 1.656.800 personen in België in armoede leven of een zeer groot risico hebben om in armoede terecht te komen.


De inkomens in ons land zijn ongelijk verdeeld en de afstand tussen arm en rijk was nooit groter. Tussen 1990 en 2009 zagen de 30% armsten hun aandeel in de nettobelastbare inkomens dalen (van 11,2% naar 8,3%), terwijl de 10% rijksten hun aandeel zagen toenemen (van 27,3% naar 31,9%).

In Vlaanderen ervaren in 2011 vooral  vrouwen (10,3%), alleenstaanden (14,5%), koppels waarbij minstens één persoon ouder is dan 65 jaar (20,6%), eenoudergezinnen (22,2%), werklozen (23,2%), laagopgeleiden (18,6%), 65- plussers (18,1%) en huurders (20,6%) sociale uitsluiting met structurele oorzaken op de verschillende levensdomeinen.  

Kijken we naar de samenstelling van de populatie mensen in armoede op actieve leeftijd (18-65 jaar) in Vlaanderen  (gegevens 2010), dan zien we dat de meerderheid niet activeerbaar is. 31% van hen is al aan het werk, 3% is gepensioneerd en 42% is inactief,omwille van een ziekte, handicap, opleiding, zorg voor de kinderen of andere redenen. 25% is werkloos. Activering  als beste maatregel tegen armoede heeft dus maar potentieel voor een kwart van de mensen in armoede.
We  mogen bovendien niet vergeten dat de meerderheid van de mensen in armoede laaggeschoold is (48% in 2010), waardoor ze sociale uitsluiting met structurele oorzaken ervaren op het levensdomein inkomen en tewerkstelling en dus moeilijk werk vinden.


In oktober 2012 heeft de federale regering een versterkte degressiviteit van de werkloosheidsuitkeringen ingevoerd. Langdurig werklozen zien hun werkloosheidsuitkering uiteindelijk dalen tot een forfaitbedrag. Deze minimumuitkeringen zijn nauwelijks hoger dan het leefloon en zakken dus  onder de Europese armoedegrens.
Een alleenstaande zou dan nog gemiddeld 916, 24 euro krijgen ( leefloon
801,34 € ) . Voor een persoon met gezinslast wordt dit 1090,70 euro
( leefloon 1068.45 €)  en voor een samenwonende zakt dit tot 483,36 euro ( leefloon 534.22 €).

Volgens armoedeverenigingen en het Vlaams Netwerk tegen Armoede versterkt deze maatregel het Mattheüseffect en de sociale ongelijkheid in onze samenleving, met groeiende armoede en sociale uitsluiting tot gevolg.

 

Een groeiend aantal mensen zijn( tijdelijk) aangewezen op een leefloon of equivalent leefloon ( leefgeld). Het aantal mensen in België dat in het traject maatschappelijke integratie zitten steeg in 2010 tot 104.909 mensen, waarvan 95.093 mensen een leefloon ontvingen.
In Vlaanderen kregen 25.803 Vlamingen een leefloon, 9.910 mensen kregen een equivalent leefloon. Het leefloon bevindt zich serieus onder de Europese armoedegrens.


In 2011 werd 9,7% van de Vlaamse kinderen geboren in een kansarm gezin; dat is bijna een verdubbeling op tien jaren tijd. In 2009 noteerden de steden Antwerpen (22,6%), Genk (19,4%) en Gent (15%) de hoogste percentages kansarme geboorten. Voor heel België groeien ongeveer 16,4 % van de kinderen onder 15 jaar op in een gezin in armoede. Voor jongeren tussen de 15 en 24 jaar is dit 16,2 % . 

Er is ook een sterke verkleuring van armoede en sociale uitsluiting. Ongeveer  38% van de mensen van Turkse afkomst en 54% van de mensen van Marokkaanse afkomst leven in armoede in België.

Steeds meer mensen worden geconfronteerd met sociale uitsluiting op de private huurmarkt en vinden moeilijk een kwaliteitsvolle en betaalbare woning . In 2012 werden 30 gezinnen per dag dakloos omdat ze de huur niet meer konden betalen. 






Samen met de uitsluiting op het levensdomein huisvesting ( en de andere levensdomeinen) neemt ook energiearmoede verder toe . In 2011 kregen 87.869 gezinnen hun elektriciteit en/of aardgas van de netbeheerder geleverd. In 2012 werden ongeveer 5000 gezinnen afgesloten van drinkwater. Een groeiend aantal mensen worden in Vlaanderen geconfronteerd met de plaatsing van een budgetmeter.
 





 Via deze links kan je meer lezen over energiearmoede:



 http://joecology.blogspot.be/2013/05/armoede-in-belgie-de-budgetmeter-voor.html




(1)       In België ligt de armoedegrens in 2012 op 1000 euro netto per maand voor een alleenstaande en 2101 euro voor een gezin bestaande uit 2 volwassen en 2 kinderen.


2.Armoede beter begrijpen: de buitenkant van armoede.

“Armoede is een netwerk van sociale uitsluitingen dat zich uitstrekt over meerdere gebieden van het individuele en collectieve bestaan. Het scheidt de armen van de algemeen aanvaarde leefpatronen van de samenleving. Deze kloof kunnen ze niet op eigen kracht overbruggen.” ( Vranken, Geldof 1998 :33 )

De woorden van Jan Vranken (2) en Dirk Geldof (3) tonen ons dat kansarmoede een complex probleem is.

(Kans)armoede is een complex probleem dat wordt gekenmerkt door onvoldoende inkomen om in uw basisbehoeften te voorzien, zoals degelijke huisvesting, toegang tot elektriciteit, verwarming en water, gezondheidszorg, gezonde voeding, enz… .


Maar armoede mag zeker niet louter gezien worden als een gebrek aan geld .

Mensen in armoede ervaren sociale uitsluitingen met structurele oorzaken op de levensdomeinen huisvesting en energie ( elektriciteit, gas en water) , inkomen en tewerkstelling, maatschappelijke dienstverlening, onderwijs, gezondheidszorg, rechtspraak, vrije tijdsparticipatie, enz….
Problemen op één levensdomein beïnvloeden en versterken de moeilijkheden op andere levensdomeinen en veroorzaken op zich nieuwe  sociale uitsluitingen.




“Ik ben toen met mijn 4 inwonende kinderen een huisje gaan huren . Aangezien ik niet veel geld had ,konden we niet kieskeurig zijn. De huurprijzen zijn zeer hoog en de waarborg is onbetaalbaar. We kwamen terecht in een echte krotwoning. De woning was in zeer slechte staat. Het was er enorm vochtig . Er waren overal vochtplekken en schimmel op de muren. Als het hard regende liep het water door het plafond naar binnen. Het was er enorm ongezond om te wonen met kinderen.”
( Erna, Leuven)




(2) Jan Vranken is socioloog, autoriteit op het gebied van kansarmoede en co-auteur van de Jaarboeken armoede en sociale uitsluiting.

(3) Dirk Geldof was co-auteur van de jaarboeken armoede en sociale uitsluiting 1992-2001 en was OCMW-raadslid voor Groen in Antwerpen.


3.Armoede beter begrijpen: de binnenkant van armoede.

Er is ook een binnenkant van armoede . Dit vertelt ons iets over hoe mensen in armoede zich voelen en omgaan met hun leven in armoede .

Langdurig leven in armoede en sociale uitsluiting, creëert kwetsuren, die slechts heel langzaam genezen. Het zorgt ervoor dat mensen het gevoel hebben dat ze de greep op hun eigen leven verliezen. Ze hebben het gevoel dat ze mislukt zijn in het leven.
Mensen in armoede worden tweederangsburgers en voelen zich ook zo. Ze worden er dagelijks op gewezen niet mee te tellen, dingen niet te kunnen en te kennen, waardeloos te zijn.
Dit vertaalt zich in gevoelens van schuld en schaamte, de armoedespiraal wordt een individueel verhaal en uiteindelijk leidt dit tot een opgeven, een 'het kan me niks meer schelen'.


Mensen in generatiearmoede lopen vaak al in hun vroegste kinderjaren kwetsuren op .Generatiearme ouders hebben dezelfde wensen en dromen voor hun kinderen . Een leven in armoede zorgt echter voor heel wat stress, maakt mensen kwetsbaarder voor psychische aandoeningen en legt een enorme druk op de gezinsrelaties. Hierdoor kunnen generatiearme kinderen opgroeien in een gezin waar er een gebrek kan zijn aan veiligheid, liefde en affectie. Voldoende liefde, affectie, geborgenheid en veiligheid is belangrijk voor de psychologische, cognitieve, motorische en sociale ontwikkeling van een kind en voor de ontwikkeling van een basisvertrouwen in zichzelf, andere mensen en de wereld.

De binnenkant van armoede kan er voor zorgen dat generatiearme ouders er moeilijk toe komt hiervoor te zorgen, waardoor generatiearmen al in hun vroegste levensjaren kwetsuren kunnen oplopen.
Mensen in generatiearmoede hebben hierdoor een sterk wantrouwen tegenover maatschappelijke instellingen en de mensen die hiervoor werken. Hierdoor vinden mensen in armoede het vaak enorm moeilijk om de stap te zetten naar een maatschappelijke instelling zoals het OCMW.
Mensen in armoede ervaren dat maatschappelijke werk(sters)(ers) soms onvoldoende kennis hebben over de binnenkant van armoede.


"…I didn’t explain to my children that I was on the streets, I didn’t explain that I can’t find work … They don’t understand my battle, why I feel ridiculous and ashamed for the first time in 44 years of my life. I feel ridiculous, humble, I feel nobody …"
( Bron getuigenis :http://www.atd-uk.org/)

“Doorheen deze jaren heb ik verschillende keren moeten aankloppen bij het OCMW. Ik heb gemengde ervaringen met het OCMW . Sommige ervaringen met het OCMW waren niet leuk, zelfs erg slecht en kwetsend: zoals een gebrek aan informatie, het gevoel niet gehoord te worden, het gevoel dat er te weinig tijd is om op verhaal te komen, het gevoel dat ze te weinig inzicht hebben in hoe complex een leven in armoede kan zijn, het gevoel dat ze te snel oordeelde en soms veroordeelde op basis van onvolledige informatie, tot zelf dreigende taal. Ik begrijp dat de maatschappelijke werk(ers)sters doen wat ze kunnen, maar deze ervaringen waren alles behalve plezant. Deze slechte en kwetsende ervaringen zitten mij nog steeds hoog. Nu ga ik alleen nog naar het OCMW wanneer het echt niet anders kan.”
(Natalie, Leuven)


4. De krachten van mensen in armoede.

1.Overlevingsstrategieën
2.Creativiteit
3.Doorzettingsvermogen
4.Ervaringsdeskundigheid
5.Solidariteit


5.Armoedebeleid.

5.1. Werken aan maatschappelijke structuren die armoede in stand houden en (re)produceren en het versterken van mensen.

Dat armoede en sociale uitsluiting stijgt zegt ons iets over hoe onze samenleving is georganiseerd.

De laatste tijd maakt het denken over en bestrijden van armoede vertrekkende vanuit het individueel schuldmodel weer enorm opmars. Het legt de oorzaak van ( langdurige ) werkloosheid en armoede volledig en alleen bij het individu: door hun luiheid, omdat ze niet willen studeren en willen werken, een gebrek aan verantwoordelijkheid en doorzettingsvermogen, enz. Het deelt de mensen  op in ‘deserving’ werkloze en arme en ‘non-deserving’ werkloze en arme: zij die het verdienden om geholpen te worden en zij die het aan uw eigen hebben te danken en dus niet verdienen om geholpen te worden.
Het is dus niet omdat je formeel in aanmerking komt voor steun van de gemeenschap dat je die ook daadwerkelijk krijgt; je moet die steun verdienen. Doe je dat niet, dan word je uitgesloten voor bepaalde vormen van maatschappelijke dienstverlening.

Dit individueel schuldmodel stigmatiseert mensen in armoede en  werkzoekenden en minimaliseert en/of ontkent de knelpunten en sociale uitsluitingen met structurele oorzaken die een groeiend aantal mensen ervaren op tal van levensdomeinen.

De opmars van het individueel schuldmodel verontrust mij enorm.

Armoedebestrijding is een complex iets. Mensen in armoede ervaren sociale uitsluitingen met structurele oorzaken op verschillende levensdomeinen. De sociale uitsluitingen die veel mensen in armoede ervaren zijn dezelfde, wat verschilt is hoe ze hiermee om gaan. Ieder persoon in armoede gaat , vertrekkende vanuit hun binnenkant , op een andere manier om met deze structurele uitsluitingsmechanismen. Sommigen vinden in deze onrechtvaardigheden de kracht om verder te gaan , anderen trekken zich na de zoveelste kwetsende ervaring terug om verdere kwetsuren te vermijden. Er is dus een wisselwerking tussen structurele uitsluitingsprocessen op maatschappelijk en institutioneel niveau en het persoonlijke niveau. Dit maakt dat armoedebestrijding complex is.

Het bestrijden van armoede en sociale ongelijkheid  vraagt een participatief en krachtgericht armoedebeleid dat de sociale uitsluitingen benoemt en aanpakt , grondrechten garandeert, de binnenkant ( de belevingswereld) van mensen in armoede respecteert en  vertrekkende vanuit de krachten, vaardigheden en overlevingsstrategieën  van mensen in armoede samen met hen duurzame stappen vooruit zet.

De ervaringsdeskundigheid van mensen in armoede speelt hier een enorm belangrijke rol. Zij weten beter dan wie ook wat het is om in armoede en sociale uitsluiting te leven. Tal van organisaties vertrekken vanuit de verhalen van mensen in armoede.

Vele verenigingen waar armen het woord nemen , het Vlaams Netwerk tegen Armoede, Sector Samenlevingsopbouw, enz…. hebben dialoogwerkgroepen. Binnen een dialoogwerkgroep wordt er gewerkt rond de knelpunten en structurele drempels die mensen in armoede  ervaren op de verschillende levensdomeinen. Tijdens dit proces gaan ze ook in gesprek met relevante maatschappelijke actoren. Het eindresultaat is meestal een met getuigenissen onderbouwd beleidsdossier met beleidsaanbevelingen.

Op 12 maart 2003 keurde het Vlaams parlement het Vlaamse armoededecreet goed. Het decreet van minister van Welzijn Mieke Vogels ( toen Agalev, nu Groen ) legde de wettelijke basis van het participatieve armoedebeleid in Vlaanderen. Het decreet geeft ondersteuning aan verenigingen waar armen het woord voeren via de oprichting van een Vlaams netwerk van verenigingen waar armen het woord nemen ( Vlaams Netwerk tegen Armoede) en het erkennen van de dialoogmethode.


5.2.Uitdagingen voor de toekomst m.b.t. het bestrijden van armoede en sociale uitsluiting .

1.De aanwezigheid van het individueel schuldmodel m.b.t. het kijken naar en het bestrijden van armoede en sociale uitsluiting.
2.Huisvesting.
3.Energiearmoede (elektriciteit, gas en water).
4.Participatie van mensen in armoede bij het vormgeven, implementeren en evalueren van het lokale armoedebeleid.
5.Kinderarmoede en verkleuring van de armoede.

Bronnen en interessante links.