dinsdag 5 november 2013

Energiearmoede in Vlaanderen 2013 , een groeiend probleem.


1.Armoede in België.

Armoede en sociale uitsluiting in België stijgt .Alle armoede-indicatoren staan op rood . De laatste cijfers van EU-SILC ( European Union –Statistics on Income and Living Conditions) vertellen ons dat in 2011 ongeveer 15,3 % van de bevolking in België moest leven met een inkomen onder de Europese armoedegrens. Dit betekent dat 1 op 7 of ongeveer 1.656.800 personen in België in armoede leven of een zeer groot risico hebben om in armoede terecht te komen.

De inkomens in ons land zijn ongelijk verdeeld en de afstand tussen arm en rijk was nooit groter. Tussen 1990 en 2009 zagen de 30% armsten hun aandeel in de nettobelastbare inkomens dalen (van 11,2% naar 8,3%), terwijl de 10% rijksten hun aandeel zagen toenemen (van 27,3% naar 31,9%).

Mensen in armoede ervaren achterstellingsituaties en sociale uitsluitingen met structurele oorzaken op de levensdomeinen huisvesting en  energie en water , inkomen en tewerkstelling, maatschappelijke dienstverlening, onderwijs, gezondheidszorg, enz….





Problemen op één levensdomein beïnvloeden en versterken de moeilijkheden op andere levensdomeinen en kunnen op zich nieuwe achterstellingsituaties en sociale uitsluitingen veroorzaken.

2. Energiearmoede.

2.1. Definitie energiearmoede.

Binnen de EU werd energiearmoede of ‘fuel poverty’  voor het eerst getheoretiseerd in 1990 in het Verenigd Koninkrijk.
Een mijlpaal met betrekking tot energiearmoede  is het boek ‘Fuel Poverty: from cold homes to affordable warmth’ van de Britse Brenda Boardman (1991).

Later, in 2001 kwam energiearmoede pas echt op de politieke agenda in het Verenigd Koninkrijk via de goedkeuring van de ‘UK Fuel Poverty Strategy’  . In dit document werd de volgende definitie van energiearmoede opgenomen:

‘A fuel poor household is one that cannot afford to keep adequately warm at reasonable cost. The most widely accepted definition of a fuel poor household is one which needs to spend more than 10% of its income on all fuel use to heat its home to an adequate standard of warmth. This is generally defined as 21ºC in the living room and 18ºC in the other occupied rooms – the temperatures recommended by the World Health Organisation.’

Op deze definitie en latere soortgelijke definities  kwam echter kritiek. Later, in 2008 werd er een nieuwe definitie geformuleerd die ook door Jan Vranken steeds naar voren wordt geschoven als we spreken over energiearmoede.

‘Een persoon, lid van een huishouden , is in energiearmoede wanneer hij/zij bijzondere moeilijkheden ondervindt in zijn/haar woonst om zich te voorzien van energie die noodzakelijk is om zijn/haar elementaire noden te bevredigen.’              
(Vranken, Huybrechts, Meyers 2011:42 )

Deze definitie is ruimer ,maar duidt niet alle oorzaken aan.
Het Vlaams netwerk tegen armoede en de dialoogwerkgroep Energie en Armoede van Samenlevingsopbouw Antwerpen , die al vele jaren werken rond energiearmoede, kwamen tijdens hun werk meer en meer  mensen in armoede tegen die ook knelpunten en sociale uitsluitingen ervaren op het gebied van nutsvoorziening water.
Dit resulteerde in het feit  dat het Vlaams netwerk tegen Armoede en Sector Samenlevingsopbouw energiearmoede nu zien als onvoldoende toegang tot nutsvoorzieningen elektriciteit , gas en water en dit door knelpunten en sociale uitsluitingen met structurele oorzaken.


2.2. Oorzaken en cijfers .

2.2.1. Huisvesting.

Huisvesting is een van de belangrijkste oorzaken van energiearmoede.  Mensen in armoede komen in aanmerking voor een sociale woning. Een deel van de mensen in armoede wonen ook effectief in een sociale woning of in een wooneenheid dat verhuurd wordt via een sociaal verhuurkantoor ( SVK) . De sociale woningen zijn vaak in minder goede staat. Zeker de sociale woningen die in de jaren ’70 en ’80 zijn gebouwd voldoen niet aan de huidige eisen op het gebied van energiezuinigheid. Oudere sociale woningen zijn onvoldoende geïsoleerd, soms hebben ze nog enkel glas en vertonen ze zichtbare structurele gebreken.

De toegang tot sociale woningen is momenteel niet volledig gegarandeerd. Er staan momenteel ongeveer 91 926 mensen op de wachtlijst( cijfer 2011). Wachttijden van 5 a 7 jaar zijn geen uitzondering.

Hierdoor wonen heel wat mensen in armoede in een woning op de private huurmarkt . De huurprijs is er  hoog ,de huurwaarborg onbetaalbaar .
Mensen in armoede komen in het onderste segment van deze private huurmarkt terecht en wonen vaak  in wooneenheden met structurele tekorten op het gebied van woonkwaliteit.
De structurele gebreken die kunnen voorkomen zijn : groezelige en slecht verlichte gangen, te kleine huisvesting, versleten raamwerk, enkel glas, slecht sluitende vensters , tochtende vensters , rottend raamwerk, vochtplekken , schimmel op muren, het binnen sijpelen van water via het plafond/dak als het regent,slechte isolatie, elektrocutiegevaar, gevaar co-vergiftiging, enz…….
Deze structurele tekorten op het gebied van woonkwaliteit  zorgen ervoor dat het meer energie vraagt om de ruimtes warm te krijgen. Er  moet dus meer verwarmd worden, waardoor dat de energiefactuur stijgt.

Toegang tot nutsvoorzieningen elektriciteit , gas en water zijn verder ook grotendeels gelinkt  aan huisvesting. Dreigende en effectieve uithuiszetting zet de toegang tot nutsvoorzieningen elektriciteit , gas en water ernstig onder druk. Mensen die in een daklozensituatie terecht  komen verliezen grotendeels hun toegang tot nutsvoorzieningen elektriciteit , gas en water.

Er moeten dus bijkomende structurele maatregelen komen om het recht op kwalitatieve en betaalbare huisvesting , opgenomen in de grondwet en de Vlaamse wooncode, voor iedereen toegankelijk en betaalbaar te maken. Het structureel tekort aan sociale woningen moet zo snel mogelijk worden weggewerkt.  De private huurmarkt kan meer toegankelijker worden gemaakt via de uitbreiding van huursubsidies , die gekoppeld worden aan richthuurprijzen, en het uitbreiden van het aantal wooneenheden die verhuurd worden via een sociaal verhuurkantoor.





De energetische kwaliteit van een woning, de hogere energiefacturen en eventuele energiearmoede mag niet los gezien worden van de structurele woonkwaliteit. De stijgende energiearmoede en de klimaatcrisis stellen de verschillende bestuurlijke overheden en ons allemaal voor enorme uitdagingen. Armoedebeleid en klimaatbeleid gaan hier hand in hand samen. De Vlaamse overheid  zou een groots en ambitieus woningvernieuwingsprogramma kunnen opzetten. Dit woonvernieuwingsprogramma – dat idealiter een looptijd moet kennen van minimaal tien jaar en een sterke impuls zal inhouden voor de bouwsector en energie-innovatieve bedrijven in Vlaanderen – dient zich te richten op de zwakste segmenten van de Vlaamse woningmarkt, zowel op de sociale als de private huurmarkt. Er moet verder oog zijn voor de eventuele knelpunten en weerstandsmechanismen die eigenaars ervaren bij het participeren aan dit ambitieus woningvernieuwingsprogramma.  Voor maatschappelijk kwetsbare eigenaars zijn doorgedreven maatgerichte vormen van trajectbegeleiding en voorfinanciering en derdebetaler-systeem  logica van het grootste belang. Het beleidsdocument ‘Naar een ambitieus beleid inzake energie en woonkwaliteit in Vlaanderen’ van Samenlevingsopbouw kan een richtinggever zijn.






2.2.2. Sociale openbare dienstverplichtingen energiemarkt.


Sinds 1996, met onder andere de implementatie van de lokale adviescommissie ( LAC) , nam de Vlaamse overheid initiatieven in de strijd tegen energiearmoede.
Later, na de liberalisering van de energiemarkt in 2003 heeft de Vlaamse regering in verschillende stappen verder gezorgd  voor een sociaal vangnet: de sociaal openbare dienstverplichtingen.

•    Gratis  kWh elektriciteit en gratis hoeveelheid gas.
•    Sociale maximumprijs en statuut beschermde klant.
•    Procedure wanbetaling.
•    Afsluiting en Lokale Adviescommissie (LAC)
•    De budgetmeter
•    Schuldafbouw in de budgetmeter.
•    Minimale levering van aardgas bij de aardgasbudgetmeter tijdens de winter.
•    10 ampère minimale levering elektriciteit.
•    Winterperiode waarin niet mag afgesloten worden.

 Meer informatie over de sociale openbare dienstverplichtingen vind je via deze link :
http://publicaties.vlaanderen.be/docfolder/17463/sociale_maatregelen_gas_en_elektriciteit_2010.pdf

Een groeiend aantal mensen  kunnen hun facturen bij de commerciële energieleverancier niet meer betalen of moeilijk betalen en moeten een afbetalingsplan  aanvragen. Zo’n 106 178  gezinnen gingen in 2012 een afbetalingsplan aan met hun leverancier. 11 440 van deze gezinnen waren beschermde afnemers (= 10.77%).

De gemiddelde uitstaande schuld op het moment dat het afbetalingsplan werd afgesloten, bedraagt in 2012 877 euro.
Voor beschermde afnemers bedraagt de af te lossen schuld gemiddeld 606 euro tegenover 909 euro voor niet-beschermde afnemers.


De commerciële energieleveranciers mogen eenzijdig beslissen of ze een afbetalingsplan toestaan en mogen ook zelf het maandelijkse afbetalingsbedrag kiezen. Dit zorgt vaak voor onrealistische afbetalingsplannen.

Gemiddeld aflossingsbedrag voor elektriciteit is maandelijks 143 euro. Voor beschermde afnemers is dit 56 euro lager. Het gemiddelde betalingsbedrag verschilt ook sterk van leverancier tot leverancier, gaande van 105 euro (Dong Energy Sales (alleen aardgas)) tot 252 euro (Eneco)

38 721 betaalplannen (36%) werd niet correct nageleefd. En bij beschermde klanten ligt deze ratio nog 2% hoger.

Door de onzekere inkomenssituatie , de sociale uitsluiting en de complexiteit van een leven in armoede moeten mensen soms moeilijke keuzes maken en kunnen ze niet altijd het afgesproken afbetalingsplan nakomen. Als huishoudelijke afnemers hun afbetalingsplan niet nakomen, dan mogen commerciële energieleveranciers het contract stopzetten .

Zo’n 66 378 gezinnen kregen in 2012 een brief dat hun leveringscontract elektriciteit werd opgezegd/drop. 23 153 opzeggingen werden geannuleerd. Er wordt vermoed dat leveranciers de opzegging gebruiken als een stap in hun invorderingsproces om druk te zetten op hun klanten om te betalen dan wel om nieuwe voorwaarden te kunnen stellen (bijvoorbeeld een waarborg vragen) om de klant alsnog te behouden. Bij 43 225 gezinnen werd het contract definitief opgezegd

Er was in 2012 een stijging van het aantal opgezegde klanten bij de commerciële leverancier, vooral voor aardgas stijging (+ 7.7%) (elektriciteit +0.5%).

Mensen hebben dan 60 dagen de tijd om een contract af te sluiten met een nieuwe commerciële energieleverancier. Door diverse uitsluitingen is dit vaak heel moeilijk.
 Hierdoor komen ze vaak bij de netwerkbeheerder terecht, waar de energieprijzen het gemiddelde is van de prijzen op de commerciële energiemarkt.
In 2012 kregen 80.571 gezinnen hun elektriciteit van de netbeheerder beleverd.

Wat betreft aardgas , kregen  in eind 2012 zo’n 58 028 huishoudens hun aardgas van de netwerkbeheerder, wat een lichte daling is.

Ook bij de netwerkbeheerders voor elektriciteit  en gas vragen meer en meer mensen een afbetalingsplan aan. Wanneer mensen bij de netwerkbeheerder hun afbetalingsplannen niet kunnen nakomen worden ze geconfronteerd met de plaatsing van een budgetmeter voor elektriciteit en/of aardgas.

Voor elektriciteit  telde 2012 globaal 27 381 betalingsplannen waarvoor minstens één afbetaling moest gebeuren. Ongeveer een derde van de klanten van de netbeheerder heeft een betaalplan lopen. Bij de netwerkbeheerder voor aardgas waren dit 27 942 huishoudelijke afnemers.

Door de onzekere inkomenssituatie , de sociale uitsluiting en de complexiteit van een leven in armoede moeten mensen soms moeilijke keuzes maken en kunnen ze niet altijd het afgesproken afbetalingsplan nakomen.
Het aantal mensen in Vlaanderen dat geconfronteerd worden met de plaatsing van een budgetmeter voor elektriciteit en/of aardgas stijgt.

Ook de prijs  van elektriciteit en gas bij een budgetmeter ligt hoog en is het gemiddelde van de 2 grootste ( en ook duurste) commerciële energieleveranciers.

Eind 2012  waren 44 039 budgetmeters voor elektriciteit actief in Vlaanderen . Dit is een opvallende stijging tegenover eind 2010 toen er 41 200 budgetmeters voor elektriciteit waren.                                    
Het aantal naakte budgetmeters  voor elektriciteit , waar de stroombegrenzersfunctie 10 ampère werd uitgeschakeld, bedroeg begin 2012 zo’n  2 288 , wat een stijging is tegenover de  2028 in 2010. Verder verbruikten op 31 december 2012  2 081 gezinnen in Vlaanderen elektriciteit via een klassieke stroombegrenzer.

In Vlaams-Brabant waren er eind 2010 zo’n 5494 geplaatste actieve budgetmeters voor elektriciteit. Dit is een stijging tegenover het begin van 2010.




Op 01/01/2010 waren er 4 488 geplaatste en actieve budgetmeters voor aardgas  in Vlaanderen. Op 01/01/2012 waren er 24 190 geplaatste en actieve budgetmeters voor aardgas en eind 2012 waren dit  27 232 gezinnen. Dit betekent dat de afgelopen 3 jaar  22 744 bijkomende aardgasbudgetmeters zijn geplaatst .De implementatie van de budgetmeter voor aardgas startte in 2009. Er is dus duidelijk een inhaalbeweging bezig.

In Leuven waren er in 2011 zo’n 448 actieve budgetmeters ( = die voor elektriciteit en gas te samen)   , vooral bij mensen zonder sociale maximumprijs.

Er is een groeiend probleem met de budgetmeters voor aardgas. Wanneer je uw budgetmeter voor elektriciteit ( tijdelijke) niet kunt opladen kom je eerst op een noodkrediet terecht en kan je later ( tijdelijk) gebruik maken  van een minimumlevering van 10 ampère. Bij een budgetmeter voor aardgas is een minimumlevering voorlopig niet mogelijk, met schrijnende levensomstandigheden en groeiende energiearmoede tot gevolg.

Op 11 december 2009 hebben het participatief beleidsproject ‘Energie en Armoede’ van Samenlevingsopbouw Antwerpen provincie, het Vlaams Netwerk tegen Armoede ( tot 2012 noemde dit het Vlaams netwerk van verenigingen waar armen het woord nemen) , ACW en Welzijnszorg opgeroepen om de implementatie van de budgetmeter voor aardgas stop te zetten zolang er geen minimumlevering mogelijk is.

http://www.samenlevingsopbouw-antwerpenprovincie.be/uploads/publicaties/EA/091211_E_aardgasbudgetmeter_vrijetribune.pdf


Ook de partij Groen roept als enigste partij in Vlaanderen op om de plaatsing van de aardgasbudgetmeter stop te zetten:
http://www.groen.be/actualiteit/Persbericht-iedereen-heeft-recht-op-een-minimum-aan-aardgas_1451.aspx


Op 24 september 2010 nam de Vlaamse regering bijkomende maatregelen: mensen die hun budgetmeter voor aardgas niet kunnen opladen kunnen bij het OCMW terecht en na een sociaal onderzoek kan het OCMW beslissen om een  minimumhoeveelheid aardgas ter beschikking te stellen.

Als we de cijfers bekijken zien we dat in de winterperiode 2011-2012 zo’n 276 Vlaamse OMCW’s (90%) besloten om principieel gebruik te maken van de regeling. Zo’n  189 van deze OCMW’s (68%) keerde effectief tussenkomsten uit (168 in 2010 -2011) . We moeten dus vaststellen dat niet elk van die 276 OCMW’s ook affectief bedragen uitkeert.

Het aantal mensen die toegang kregen tot de ‘minimale’ levering tijdens de winterperiode 2011-2012 steeg met 89% tegenover de vorige winterperiode . Toch blijft het aantal toekenningen van de ‘minimale’ levering  bedroevend laag. Zo’n 24 190  gezinnen hebben een aardgasbudgetmeter, 2292 ontvingen een beperkte toelage.

In Leuven is er een lichte toename in het aantal toekenningen waar te nemen. In de winterperiode 2011-2012 waren er 3aanvragen/toekenningen. In de winterperiode 2012-2013 waren er 10 aanvragen , waarvan 5 toekenningen en 5 aanvragen werden geweigerd.

De stijging van het aantal toelagen concentreert zich voornamelijk in een beperkt aantal OCMW’s die voluit gaan voor het systeem.

Een van de grootste knelpunten waardoor het aantal aanvragen en toekenningen zo klein is ,heeft met de bekendheid van deze maatregel te maken. Uit het werk van ‘t  participatief beleidsproject ‘Energie en Armoede’ van Samenlevingsopbouw Antwerpen provincie i.s.m. verenigingen waar armen het woord nemen blijkt dat heel veel mensen in armoede niet op de hoogte zijn van deze maatregel. Ook de Vereniging van Vlaamse steden en gemeenten heeft in een recent rapport gesteld dat de maatregel onvoldoende gekend is. Hierdoor is de toegang tot deze maatregel onvoldoende gegarandeerd.

In samenwerking met verenigingen waar armen het woord nemen en andere relevante sociale actoren kunnen de lokale OCMW’s deze maatregel beter bekend maken. De communicatie gebeurd het best op maat van de belevingswereld van mensen in armoede. Verenigingen waar armen het woord nemen en buurtwerkingen spelen ook een belangrijke rol in het dedecteren van verborgen (energie)armoede.

Het OCMW zou ook zelf actief op zoek kunnen gaan naar alle mensen die hun budgetmeter voor aardgas tijdens de wintermaanden niet kunnen opladen.
Via de knipperlichtprocedure zijn de OCMW’s  op de hoogte van iedereen die hun budgetmeter voor aardgas niet kan opladen. Het OCMW zou , gebruikmakend van deze lijst, met iedereen contact kunnen opnemen en hen zo een ‘minimale’ levering  aardgas ter beschikking kunnen stellen .

Het argument dat dit te zwaar zou doorwegen op de OCMW-begroting klopt niet. Het OCMW kan 70% van het uitgekeerde bedrag terugvorderen bij de netwerkbeheerder. De overige 30 % van het bedrag kan het OCMW betalen met geld van het federaal energiefonds. Uiteindelijk is het uitkering  van de ‘minimale ‘ levering aardgas zelf dus een budgetneutrale maatregel.

De distributienetbeheerder kan een dossier voor de lokale adviescommissie ( LAC )  brengen met de vraag om een afnemer van gas of elektriciteit af te sluiten.

Betreffende aardgas werden er in 2012 zo’n 22 289 dossiers naar de LAC doorgestuurd en 19 322 werden effectief behandeld. Wat elektriciteit betreft werden 31 567 dossiers werden naar de LAC doorgestuurd en 26 948 dossiers werden behandeld.

In 2010 kwamen 410 dossiers met betrekking tot elektriciteit en gas voor het LAC in Leuven. Dit is een daling tegenover 2009 , toen 516 dossiers voor het LAC kwamen. Dit betekent niet noodzakelijk dat er minder mensen zijn die te maken krijgen met energiearmoede. Als er op voorrand een oplossing bereikt wordt komt het dossier niet voor de LAC.
Voor heel  Vlaams-Brabant werden er in 2010  zo’n 3 602 dossiers door de LAC’s behandeld en  werden 214 huishoudelijke afnemers afgesloten.

Bron cijfers : participatief project ‘Energie en Armoede’ van Samenlevingsopbouw Antwerpen provincie i.s.m. verenigingen waar armen het woord nemen.

2.2.3. Toegang tot water .

 
Water is levensnoodzakelijk. Iedereen heeft water nodig om te drinken, om eten klaar te maken, voor je kleren te wassen, om jezelf te kunnen wassen, enz….

Meer en meer mensen in België ervaren sociale uitsluitingen op het vlak van toegang tot nutsvoorziening water. Een groeiend aantal mensen hebben problemen met het betalen van hun 3 maandelijkse voorschotfacturen en hun eindfacturen. Meer en meer mensen moeten een afbetalingsplan aanvragen.

Ook de Lokale AdviesCommissies ( LAC) zien het aantal zaken voor water stijgen. Tijdens de periode 2006-2009 werden er in Vlaanderen in totaal 21.547 vragen tot afsluiting gesteld aan Lokale AdviesCommissies.

In Leuven kwamen er in 2010 zo’n 218 dossiers met betrekking tot water voor het LAC  . Dit is een forse stijging tegenover 2009 toen er 119 dossiers voor het LAC kwamen. 

Verder is in Vlaanderen  een duidelijke stijging waar te nemen betreffende het aantal huishoudelijke afnemers die werden afgesloten van nutsvoorziening water.






In 2009 werden 791 gezinnen afgesloten. In 2010 waren dat 2362 gezinnen. In 2011 waren er dit 4 497. In 2012 nam het aantal huishoudens die werden afgesloten verder toe. In heel Vlaanderen werden in 2012 ongeveer 5073 huishoudens afgesloten van het openbaar waterdistributienetwerk omdat ze de rekening niet konden betalen : 1589 afsluitingen in Antwerpen, 69 afsluitingen in Leuven, 69 afsluitingen in Kortrijk, 68 afsluitingen in Oostende, 55 afsluitingen in Gent, 45 afsluitingen in Mechelen, 38 afsluitingen in Turnhout, 35 afsluitingen in Roeselare , 20 afsluitingen in St-Niklaas, 18 afsluitingen in Brugge, 9 afsluitingen in Aalst, 7 afsluitingen in Genk , enz. Een duidelijke stijging tegenover 2011.
Verwacht wordt dat dit door de versterkte degressiviteit van de werkloosheidsuitkeringen nog verder zal toenemen. Deze dwingende cijfers vragen om een krachtdadiger armoedebeleid dat armoede en sociale uitsluiting aanpakt en niet de armen. Bijkomende structurele maatregelen zoals bijkomende sociale maatregelen op de watermarkt en een verhoging van de sociale uitkeringen en de minimumlonen tot boven de Europese armoedegrens zijn meer dan ooit nodig.


Bron cijfers:
www.vlaams-netwerk-armoede.be


2.2.4. Inkomen.

Mensen in armoede hebben een inkomen ( hetzij uit werk of een sociale uitkering) dat zich onder de Europese armoedegrens bevindt.

De Europese armoedegrens voor België is voor een alleenstaande 1000 euro per maand , voor een gezin bestaande uit 2 volwassenen en 2 kinderen 2.101 euro per maand en voor een alleenstaande met kinderlast ligt dit rond de 1500 euro.


Vanaf 01 november 2012 werd de versterkte degressiviteit van de werkloosheidsuitkeringen van kracht. Door deze maatregel ,ingevoerd door de huidige federale regering , zien (langdurige) werkzoekenden hun werkloosheidsuitkering zakken tot een forfaitbedrag dat nauwelijks hoger is dan het leefloon en dus ver onder de Europese armoedegrens ligt.

Leefloon alleenstaande 785,61 euro ( minimumwerkloosheidsuitkering alleenstaande 916, 24 euro ) , leefloon personen met gezinslast leefloon 1.047,48 euro ( minimumwerkloosheidsuitkering persoon met gezinslast 1090,70 euro) en leefloon samenwonenden 523,74 euro ( minimumwerkloosheidsuitkering samenwonenden 483,36 euro ).

Sommige Vlaams partijen , N-VA en Open VLD, willen zelfs nog verder gaan en de werkloosheidsuitkeringen in de tijd beperken. 

Als je dan nog geen werk hebt val je op het leefloon terecht, wat ze voorwaardelijk willen maken . Mensen in (kans)armoede en mensen uit andere kansengroepen ervaren knelpunten en sociale uitsluitingen met structurele oorzaken op verschillende levensdomeinen , waaronder inkomen en tewerkstelling. Ze zijn vaak laaggeschoold , vinden moeilijk werk en hebben hierdoor dus een onzekere arbeidsloopbaan. Tewerkstelling wordt vaak afgewisseld door ( lange) periodes van werkloosheid.
Deze uitsluitingen  op de arbeidsmarkt zorgt ervoor dat hun werkloosheidsuitkering sneller zal zakken tot onder de Europese armoedegrens en dat zij ( mocht er een beperking van de werkloosheidsuitkeringen komen) sneller worden geconfronteerd met het stopzetten van hun werkloosheidsuitkering, sneller een leefloon zullen krijgen en later een lager pensioen zullen krijgen. Het zullen dus de maatschappelijk meest kwetsbaren -die vaak moeilijk aan het werk geraken- zijn die hier het meest mee worden geconfronteerd. Er zijn momenteel ongeveer 440 000 werklozen tegenover nog eens geen 200 000 jobs. Er is dus een structureel tekort aan jobs. In die context zal een sterke degressiviteit ( met uitkeringen onder de Europese armoedegrens ) van en een beperking van de werkloosheidsuitkeringen in de tijd net voor meer armoede zorgen en dus meer kosten voor de sociale zekerheid via bijkomende steun en begeleiding.



Hun beperkt inkomen zorgt ervoor dat mensen in armoede geconfronteerd worden met het aangaan van overlevingsschulden ( huur, verwarming en water, gezondheidszorg,…

Sociale uitkeringen en minimuminkomens uit werk met de Europese armoedegrens als ethische ondergrens zijn dus enorm belangrijk .


2.2.5.  Maatschappelijke dienstverlening.


Mensen die armoede en sociale uitsluiting ervaren moeten door hun maatschappelijke kwetsbare positie en een gebrek aan een groot extern sociaal netwerk vaker  een beroep doen op maatschappelijke instellingen zoals het OCMW.

Mensen in armoede vinden het vaak enorm moeilijk om de stap te zetten naar een maatschappelijke instelling zoals het OCMW.

Er is een  kloof tussen de leefwereld van maatschappelijke werkers en het OCMW en de leefwereld van mensen die armoede en sociale uitsluiting ervaren. Sommige maatschappelijk werk(ers)sters  hebben onvoldoende kennis van de belevingswereld van mensen in armoede: de gevoelens van schaamte en vernedering om telkens opnieuw hulp te vragen, de schuldgevoelens, het minderwaardigheidsgevoel, enz….

 Mensen in armoede moeten als volwaardige partners worden meegenomen bij het vormgeven, implementeren en evalueren van het armoedebeleid op alle bestuurlijke niveau’s. Dit gebeurt al vele jaren , maar kan zeker nog intenser. 

2.2.6. Toegang tot informatie, scholing, vaardigheden,…

De liberalisering van de energiemarkt heeft het er niet gemakkelijker op gemaakt, zeker niet voor mensen in armoede.

Dit geldt onder andere op het gebied van informatie. Er is heel wat informatie aanwezig , maar deze is niet altijd aangepast aan maatschappelijk kwetsbare mensen. Laaggeschoolde en laaggeletterde mensen hebben het vaak moeilijk om hun weg te vinden in het administratieve doolhof van onze huidige energiemarkt en de rest van onze complexe samenleving.

Heel wat informatie is terug te vinden op het internet. Sommige mensen in armoede hebben zich bepaalde vaardigheden niet of onvoldoende eigen kunnen maken, zoals bijvoorbeeld computervaardigheden.

Informatie over de werking van de energiemarkt, de sociale maatregelen, over de werking van budgetmeters, energiebesparende maatregelen moeten toegankelijk zijn voor mensen in armoede.

2.2.7. Energiebesparing.

De stijgende energiearmoede en  de wereldwijde  klimaatverandering plaatsen de Federale , de Gewestelijke  en de gemeentelijke overheden en ons allemaal voor enorme uitdagingen.
Het verbeteren van de energetische kwaliteit van woningen en de structurele  woonkwaliteit is een enorm belangrijk aspect bij het preventief werken rond energiearmoede.

We moeten echter vaststellen dat mensen in armoede meestal huren en vaak wonen ( zeker op de private huurmarkt)  in woningen met structurele gebreken op het vlak van woonkwaliteit. Hierdoor stijgt de energiefactuur. Aangezien ze huren ,hebben ze weinig hefbomen in handen om hier zelfs iets aan te doen.

Toch kunnen mensen in armoede ( en ze doen dit ook ) via toegankelijke energiebesparende maatregelen hun energie- en waterfactuur naar omlaag halen. Een interessante methodiek hier is de energiescan . In Leuven voert de ecoploeg van de vereniging waar armen het woord nemen Leren Ondernemen
( www.lerenondernemenvzw.org ) energiescans uit.

Speciaal opgeleide mensen uit kansengroepen gaan bij mensen in armoede thuis om samen met hen te werken rond energie- en waterbesparing.
Tijdens  een huisbezoek, worden  allerlei handige tips gegeven om zelf te besparen en worden ook kleine maatregelen (spaarlampen, radiatorfolie, spaardouchekop, ...) onmiddellijk en gratis  toegepast.
De scans vormen de basis van waaruit Leren Ondernemen mensen in armoede begeleiden in het aanpakken van woon- en energiearmoede. In het verleden kreeg dit vorm in een huisvestingsproject, een waterproject, een totaalscanproject en momenteel in er een onderzoek naar integrale begeleiding in samenwerking met Woonwijzer Meetjesland en KOMOSIE.’ , kunnen we over de ecoploeg lezen op de website van Leren Ondernemen.

2.2.8. Degressieve tarifering.



Mensen in armoede moeten noodgedwongen veel energie gebruiken omdat ze heel vaak, vooral op de private huurmarkt , in woningen wonen die structurele gebreken vertonen op het gebied van woonkwaliteit en verwarmen met elektriciteit. Maar de echte grote verbruikers zijn de mensen helemaal bovenaan de sociale ladder. Zij verbruiken het meeste energie. Cijfermateriaal van de VREG toont dit heel duidelijk aan.
Bovendien zitten we met een degressieve tarifering : hoe meer je verbruikt , hoe minder je voor een kwh elektriciteit betaalt. Of anders gezegd : De echte grootverbruikers, de rijken, betalen minder per kwh elektriciteit dan mensen in armoede en de middenklassers .



Een belangrijke stap in de strijd tegen energiearmoede is de invoering van een progressieve tarifering. Zoals eerder gesteld zitten we momenteel met een degressieve tarifering : de echte grootverbruikers, de rijken, betalen minder per kwh elektriciteit dan mensen in armoede en de middenklassers . Dit is sociaal en ecologisch onrechtvaardig en niet houdbaar.
Bij een progressieve tarifering wordt dit omgedraaid : zij die minder verbruiken betalen minder per kwh elektriciteit dan de grootverbruikers.

Bij een progressieve tarifering wordt de prijs opgedeeld in 3 delen: (1)Een  basisdeel dat voldoende moet zijn om een leven te kunnen opbouwen dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid. Dit wordt aangeboden aan een lagere prijs dan nu het geval is. (2) Als je meer verbruikt dan het basisdeel moet je meer betalen. Voor het verbruik dat in schijf 2 zit moet je dan meer per kwh betalen dan bij het basisdeel.  (3) Als je in schijf 3 zit ( de echte grootverbruikers) moet je voor die schijf 3 nog meer per kwh betalen dan in schijf 2.

Deze progressieve tarifering zal er voor zorgen dat de echte grootverbruikers meer moeten betalen en  dat de prijs per kwh voor personen die toekomen met het basisdeel ( dat voldoende groot moet zijn) kan zakken.

Daarnaast moeten we nog een aantal andere maatregelen nemen die er voor zorgt dat deze maatregel optimaal kan werken voor iedereen en het probleem op structurele en preventieve wijze op lange termijn aanpakt.


3. Werken aan maatschappelijke structuren die armoede in stand houden en (re)produceren en het versterken van mensen.


Dat armoede, sociale ongelijkheid en energiearmoede stijgt zegt ons iets over hoe onze samenleving is georganiseerd.

De laatste tijd maakt het denken over en bestrijden van armoede vertrekkende vanuit het individueel schuldmodel weer enorm opmars. Het legt de oorzaak van ( langdurige ) werkloosheid en armoede volledig en alleen bij het individu: door hun luiheid, omdat ze niet willen studeren en willen werken, een gebrek aan verantwoordelijkheid en doorzettingsvermogen, enz. Het deelt de mensen  op in ‘deserving’ werkloze en arme en ‘non-deserving’ werkloze en arme: zij die het verdienden om geholpen te worden en zij die het aan uw eigen hebben te danken en dus niet verdienen om geholpen te worden.
Het is dus niet omdat je formeel in aanmerking komt voor steun van de gemeenschap dat je die ook daadwerkelijk krijgt; je moet die steun verdienen. Doe je dat niet, dan word je uitgesloten voor bepaalde vormen van maatschappelijke dienstverlening.

Dit individueel schuldmodel stigmatiseert mensen in armoede en  werkzoekenden en minimaliseert en/of ontkent de knelpunten en sociale uitsluitingen met structurele oorzaken die een groeiend aantal mensen ervaren op tal van levensdomeinen.

De opmars van het individueel schuldmodel verontrust mij enorm.

Armoedebestrijding ( en dus ook energiearmoede)  is een complex iets. Mensen in armoede ervaren sociale uitsluitingen met structurele oorzaken op verschillende levensdomeinen. De sociale uitsluitingen die veel mensen in armoede ervaren zijn dezelfde, wat verschilt is hoe ze hiermee om gaan. Ieder persoon in armoede gaat , vertrekkende vanuit hun binnenkant , op een andere manier om met deze structurele uitsluitingsmechanismen. Sommigen vinden in deze onrechtvaardigheden de kracht om verder te gaan , anderen trekken zich na de zoveelste kwetsende ervaring terug om verdere kwetsuren te vermijden. Er is dus een wisselwerking tussen structurele uitsluitingsprocessen op maatschappelijk en institutioneel niveau en het persoonlijke niveau. Dit maakt dat armoedebestrijding complex is.

Het bestrijden van armoede en sociale ongelijkheid  vraagt een participatief en krachtgericht armoedebeleid dat de sociale uitsluitingen benoemt en aanpakt , grondrechten garandeert, de binnenkant ( de belevingswereld) van mensen in armoede respecteert en  vertrekkende vanuit de krachten, vaardigheden en overlevingsstrategieën  van mensen in armoede samen met hen duurzame stappen vooruit zet.

De ervaringsdeskundigheid van mensen in armoede speelt hier een enorm belangrijke rol. Zij weten beter dan wie ook wat het is om in armoede en sociale uitsluiting te leven. Tal van organisaties vertrekken vanuit de verhalen van mensen in armoede.

Vele verenigingen waar armen het woord nemen , het Vlaams Netwerk tegen Armoede, Sector Samenlevingsopbouw, enz…. hebben dialoogwerkgroepen. Binnen een dialoogwerkgroep wordt er gewerkt rond de knelpunten en structurele drempels die mensen in armoede  ervaren op de verschillende levensdomeinen. Tijdens dit proces gaan ze ook in gesprek met relevante maatschappelijke actoren. Het eindresultaat is meestal een met getuigenissen onderbouwd beleidsdossier met beleidsaanbevelingen.  Samenlevingsopbouw Antwerpen provincie werkt sinds 1998 i.s.m. verenigingen waar armen het woord nemen rond het recht op energie .
http://www.samenlevingsopbouw-antwerpenprovincie.be/nl/programmas-en-projecten/recht-op-energie/energie-en-armoede-vlaanderen_84.aspx

Op 12 maart 2003 keurde het Vlaams parlement het Vlaamse armoededecreet goed. Het decreet van minister van Welzijn Mieke Vogels ( toen Agalev, nu Groen ) legde de wettelijke basis van het participatieve armoedebeleid in Vlaanderen. Het decreet geeft ondersteuning aan verenigingen waar armen het woord voeren via de oprichting van een Vlaams netwerk van verenigingen waar armen het woord nemen ( Vlaams Netwerk tegen Armoede) en het erkennen van de dialoogmethode.


Bronnen en interessante links.




www.samenlevingsopbouw.be

www.armoedebestrijding.be










www.groen.be

Armoedebarometer rapport  2011 van het platform Decenniumdoelen 2017

‘ Einddossier wonen, verslag van de themawerking wonen 2009-2011’ van buurtwerk en vereniging waar armen het woord nemen ’t Lampeke

Jaarverslag 2010 OCMW Leuven

‘Armoede in Vlaams-Brabant 2011’ van de provincie Vlaams-Brabant

‘Sociale openbare dienstverplichtingen 2011’ van de VREG.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten